OVER DES BURGGRAVEN HUUR ENZ.
36
i
1) Het Kleine Veen(tje) heette gewoonlijk en bepaaldelijk dat ge
deelte van het Noordveen(tje), dat zich tusschen de Beeklaan en het
Noordeinde met zijn verlengde (de tegenwoordige Zeestraat) uit
strekte.
2) Deze samenvoeging van namen doet denken aan een vrouws
persoon, die weduwe was van Pieter Ghenezoon. De akte zegt echter,
dat Robbrecht „hem” de erfpachtsrente verzekerde, zoodat de weder
partij van Robbrecht als mannelijk persoon aangemerkt werd; anders
zou er een middeleeuwsch equivalent van „haar” hebben moeten
staan, bijv. hoir. In een akte van 1382 in het archief van de Heilige
Geest in Den Haag komt voor Doedekijn Pieter Ghenenz., ongetwij-
westen van den weg naar Scheveningen, hetzij in den
oostelijken uitlooper van de vallei van Segbroek binnen
het oostambacht, hetzij in het Kleine Veentje!) benoor
den de middelwatering aan deze zijde van de Beeklaan.
Het gebrek aan gegevens liet niet toe tusschen deze drie
mogelijkheden een verantwoorde keus te doen. Door
voortgezette nasporingen meen ik de voldoening te kun
nen smaken dit punt nader tot zijn oplossing gebracht te
hebben.
Uit overweging dat in het archief van het St. Nicolaas
Gasthuis gegevens konden schuilen, die verband hielden
met de in 1444 ten behoeve van genoemd gasthuis ge
vestigde rente, heb ik er dat op nageslagen. De volgende
regelen zullen om te beginnen verslag geven van wat dit
onderzoek opleverde. Vooraf roep ik nog even de namen
in het geheugen terug van de veronderstelde opvolgende
bezitters van het landgoed, tevens de schuldenaren sinds
1397 voor wat betreft de erfpacht en sedert 1444 voor
zoover de jaarlijksche in dat jaar gevestigde rente aan
gaat. Al deze namen zijn dus ontleend aan de akten
van 1397 en 1444 met de toebehoorende bijschriften in
dorso of in margine. Zij volgen hier:
Doedetgen Pieter Ghenez., de erfpachtverleener of -leen-
ster in 1397 2);