(resp. dus op 28 Juli
zelfde rekening
betaling op een
die in de termen vallen om op het onderhavige landgoed
betrokken' te worden. Zij volgen onmiddellijk op elkaar
en luiden als volgt:
Item up Mairtyn Jacobs woninge bynoirden der Hage
en verschynt tot Valkenburger marct 1 1b.
Item noch up die sehie woninge ende verschynt tot
Valkenburger marct xx sc.
Ende van den jare van Ixiii xvi stuuer.
De eerste post met zijn 1 pond zal hoogstwaarschijnlijk
slaan op de erfpachtsrente van 1397, de tweede met zijn
20 sch. op de verkochte rente van 1444. De 16 stuivers
schellingen) van ’63 zijn achterstal, wat duidelijk
blijkt uit de rekeningen van '66 en ’67, Het eenige punt,
waarin de eerste post afwijkt van de voorwaarden in de
akte van 1397, is dat in deze sprake is van betaling op
Voorschotermarkt en Valkenburgermarkt, in gene alleen
van het tijdstip der laatstgenoemde markt. Ik vermoed,
dat betaling ten tijde van beide markten op te vatten is
als half tot Voorschoter- en half tot Valkenburgermarkt
en 17 September), zooals dat in die
van 1464 uitgedrukt staat bij de rente-
huis van een zekeren Martijn Boudijnsz.
in de Molenstraat, en dat men op den duur deze kort
op elkaar volgende, gedeeltelijke betalingen vervangen
heeft door een eenmalige per jaar, in het gegeven geval
op de Valkenburgermarkt. i)
OVER DES BURGGRAVEN HUUR ENZ.
38
hier met zijn eigen woorden weer, wat De Riemer (II bl. 229) aan
gaande het weglaten van eeuwcijfers neerschrijft: „Zoo weten alle,
die de oude charters maar nu en dan, met aandagt evenwel, be
schouwt hebben, dat het in de veertiende en vijftiende eeuwen zeer
gemeen was, alleen te noemen het jaar van de eeuwe en 't getal der
eeuwe zelf voor bij te gaan”. Zeer gemeen, maar natuurlijk niet uit
sluitend tot die eeuwen beperkt.
1) Dat men tot de vereenvoudigende maatregel van eenmalige
betaling per jaar zonder veel bezwaar kon overgaan, blijk wel uit