1444, indien de akten van die jaren werkelijk op het onderhavige grondstuk betrekking hebben. De Gasthuisrekeningen moeten den indruk vestigen, dat Jan Bruynsz. omstreeks 1544/'45 gestorven is, want nog over 1544 staat de betaling op zijn naam, terwijl eerst de rekening over 1545 van zijn erfgenamen gewag maakt, wat dan zoo blijft tot 1551 toe. Maar deze voor stelling van zaken klopt niet met andere gegevens, die het buiten twijfel stellen, dat Jan Bruijnsz. in 1540 of op zijn laatst kort voor 4/3/1541 overleden is. Het bewijs daarvan zal zoo straks den lezer voorgelegd worden. Zooals reeds boven opgemerkt werd, bestaat er in de 16e eeuw een groote gaping in de rij der jaarlijksche Gasthuisrekeningen, De regelmatige opeenvolging wordt onderbroken in 1551 om eerst met 1580 weer hervat te worden. Het baarde echter teleurstelling, dat er in de rekening over laatstgenoemd jaar niets te vinden was over een rente, die betrekking had op de van Jan Bruynz. afkomstige woning en landen, evenmin als in de vol gende rekeningen. Als verklaring zou kunnen gelden, dat de rente tusschen 1551 en 1580 door het Gasthuis verkocht of door den renteplichtige afgelost was. Straks, wanneer men met den opvolger van Jan Bruynsz. kennis gemaakt zal hebben, kom ik op dit punt nog even terug. Om de lotgevallen na 1551 te leeren kennen was het dus wenschelijk over andere bronnen de beschikking te hebben en gelukkig ontbreken die niet geheel. Ik begin met de Haagsche schepenregisters. Zij zijn, hoewel niet volledig, bewaard gebleven van 1538 af en leveren eenige akten op, waarin Jan Bruynsz. genoemd wordt. Een ervan is nog bij zijn leven verleden, een tweede op een tijdstip, dat het landgoed reeds in andere handen overgegaan was, terwijl in nog andere gewag gemaakt wordt van zijn erfgenamen. OVER DES BURGGRAVEN HUUR ENZ. 44

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1944 | | pagina 56