L
OVER DES BURGGRAVEN HUUR ENZ.
68
van de grafelijkheidswildernis
Haag tot aan de palen
toe en als volgt belend:
ten O.: Maarten Lambrechtsz. met den heerweg
naar Scheveningen;
W.: wijlen de ontvanger Doublet;
Willem Centen;
de wildernis.
ten Z. en
ten W,;
ten N.:
Dit nu zijn in wezen de zelfde belendingen als die
van de akte van 1616, maar blijkbaar van iets ouderen
datum. Want niet Maarten Lambrechtsz. (van Kennip-
hoven) was de opvolger van den griffier Aerssen, maar
de verhouding was juist omgekeerd. In 1616 heeft men
de belendingen vermoedelijk nieuw opgenomen, terwijl
men ze in 1619 uit een stuk van vroegeren datum dan
1613 herhaald heeft.
Tot het overgedragene behoorden nog zekere geesten
en klingen, wezende erfpachtslanden, in 1616 vermeld
als groot zijnde in alles 32 morgen, in 1617 32 morgen
75 roeden. Eenige andere perceelen lands, die bij beide
gelegenheden elders in Haagambacht tevens werden
overgedragen, ga ik hier met stilzwijgen over nadere
bizonderheden voorbij. Op het oogenblik doen ze niet
ter zake, straks zullen ze echter nog te pas komen.
Het willig decreet van 1619 geeft nog aan, dat op
de 3 mg 1 h 95 r met het huis een erf- of veenpacht
stond van 2 gl. 11 st., die de heer van Wassenaar daar
op sprekende had. Een erfrente of veenpacht genoemde
opstal tot dat zelfde bedrag werd ook reeds in 1616
vermeld, maar zonder vermelding, dat die den heer van
Wassenaar toekwam en zonder aanwijzing, op welk deel
van het complex der overgedragen goederen die veen
pacht in het bizonder drukte. Wel geeft die overdrachts
akte van 1616 echter op, dat alle bizonderheden omtrent
de op de vaste goederen rustende lasten, breeder ver-