EN HET BUITENGOED ZORGVLIET
69
J) Verg, ook bijlage no. 3, 4de post, blafferd 15991601.
2) A.R.A. Collectie van Vredenburch, inv. no. 33, f. 448, reke
ning over 1572,1578.
meld stonden in een kavelcedulle gepasseerd voor sche
penen van ’s Gravenhage op 27/5/1595 Die cedulle
is helaas niet bewaard gebleven.
Ondanks de onvolledigheid der gegevens tusschen de
jaren 1561 en 1616 is het toch mogelijk de in dat tijdvak
elkaar opvolgende bezitters van het landgoed van wijlen
Corn. Jansz. van Montfoort te noemen. Het archief van
het Geestelijk Kantoor te Delft doet dienaangaande de
gewenschte gegevens aan de hand. Om dit aan te too-
nen keer ik even terug naar de zoo juist behandelde
akten van 1616 en 1619 en doe opmerken, dat deze
betrekking hadden op een complex van gronden, be
staande uit het landgoed in Segbroek, 2 morgen in het
Kleine Veentje tusschen de watering en de klingen en
een stuk land in de Oost-Escamp. Op dit laatste perceel
rustte een rentje van 28 stuivers. De transportbrief van
1616 vermeldde dit als van ouds te bestaan, terwijl het
willig decreet van 1619 nader aanduidt, dat het aan de
Groote Kerk in Den Haag toekwam en uitsluitend op
dat stuk land in Oost-Escamp drukte. Sedert de op
richting van het Geestelijk Kantoor te Delft werd het
daaraan afgedragen. Volgens de gegevens van dat kan
toor moet de band tusschen het buitengoed in Segbroek
en het bewuste perceel in Escamp tot minstens 1572/’78,
het tijdvak, waarover de eerste rekening van het Kantoor
liep, terugreiken 2). Maar met behulp van de kohieren
van den tienden penning kan het bestaan van dien band
nog verder terug vervolgd worden. Niet alleen is Jan
Dirksz. alias Ryke Jan in 1561 als erfpachter bruiker