EN HET BUITENGOED ZORGVLIET
71
en Leuntje Pieters, zijn weduwe, voor de andere helft
een woning en landen benoorden 's Gravenhage in Haag-
ambacht met de landen daarbuiten in het Noordveen
Kleine Veentje) en in Oost-Escamp, te zamen uit
makende het reeds meergenoemde complex gronden, aan
Ernestus Phillipsz. van den Brouck Belendingen wor
den niet opgegeven, maar er wordt in den schepenbrief
verwezen naar het genoemde Williq Decreet van
22/4/1619 van den Hove van Holland. De lasten, waar
onder de 2 gl. 11 st. 's jaars van den heer van Wasse
naar, worden wel alle afzonderlijk vermeld, maar niet
gescheiden naar de onderdeelen van het complex.
Ook Ernestus van den Brouck heeft niet langer dan
een twaalftal jaren het genot van zijn nieuwe bezittingen
gesmaakt. Op 20 Mei 1643 droeg Johan van den Brouck
als mede-erfgenaam en met procuratie van de andere
erfgenamen van Ernestus, de volgende percelen op aan
Jacob Cats, ridder, raadpensionaris der Staten van Hol
land: 2)
a) 3 mg 1 h 95 r land met het huis, schuur, bargen en
geboomte benoorden Den Haag strekkende tot aan
de palen van de grafelijkheidswildernis toe, belend
volgens de oude brieven:
O-zijde: Maarten Lambrechtsz. met den heerweg,
,,daer men naer Schevelinge gingh”;
naam. Andere leden van de familie waren in dit opzicht minder
consequent.
Op 14/9/1631 ondertrouwde in Den Haag Cornells Jacobsz.
Syburch wedr. met Leuntje Pieters, wed. van Adriaen Amen
Groen, beiden wonende in Haagambacht.
x) Transp. Den Haag, inv. no. 429, f. 371v, 14/7/1631, klapper-
no. 308.
2) Transp. Den Haag, inv. no. 433, f. 429, 20/5/1643, klapper-
no. 1109.