I li bovendien naar verhouding hoog getaxeerd, „alsoet goet toegemaect lant es”1). Men mag het er voor houden, dat in de gegeven omstandigheden van plaats en bodem gesteldheid deze uitdrukking wijst op den invloed van een langdurig en stelselmatig toegepaste bemesting en bewerking. Het algemeen gevoelen over de bedrijvigheid en de verrichtingen van Cats als landheer van Zorgvliet zou men kunnen weergeven door den slagzin: hij herschiep een stuk wildernis tot een lusthof. Als een der laatste voorbeelden van dien aard, de neerslag als het ware van vele vroegere uitspraken in den bovenbedoelden zin, neem ik hier eenige uitdrukkingen over uit een in 1940 verschenen artikel over Zorgvliet 2). „De gedachte om daar midden in de duinen een huis te bouwen was erg origineel. De meer oostelijk gelegen zandruggen langs de Vliet en langs de huidige Leidsche Straatweg waren meer in trek.” Cats „moest pionierswerk ver richten op het gebied van duinontginning”. Voorts nog: „Zonder meer was het terrein niet geschikt voor den aanleg van een buitenplaats”. Het bovenstaande over zicht van Zorgvliets lotgevallen vóór Cats' tijd toont echter, zou ik meenen, aan, dat het nog al los liep met die wildernis. Een voor den aanleg van een buitenplaats zoo onvoorbereid terrein als deze en dergelijke voor stellingen het willen doen voorkomen, kan men het door Cats gekochte grondstuk nu juist niet noemen. Vier morgen teelland en vier hond „toegemaakt” weiland lijken mij ook zonder veel verdere ontginning een niet zoo heel ongunstigen grondslag voor de stichting van een buitenplaats te verschaffen. Onder den onmiddellij- OVER DES BURGGRAVEN HUUR ENZ. 76 x) Arch. Staten van Holland vóór 1572, no. 1270, f. 52. 2) A. J. en J. J. ter Pelkwijk, „Sorghvliet”, De Levende Natuur, jg. 1940, bl. 235.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1944 | | pagina 88