87
EN HET BUITENGOED ZORGVLIET
BIJLAGE No. 5
Oud recht, arch. Den Haag, inv. no. 566b van 1675.
Er dienen hier nog enkele opmerkingen gemaakt te worden over
de grootte van het grondstuk in kwestie. Want begonnen we in
1397 en 1444 met terreinen van 12 morgen, zoo zien we het mor-
gental geleidelijk inkrimpen, totdat het in den tijd van Cats niet
meer dan rond 31/;; morgen bedroeg. Men zou op grond daarvan
licht geneigd zijn tot de gevolgtrekking, dat er onmogelijk sprake
kan zijn van hetzelfde grondstuk. Wil men het niet zoo scherp
stellen, dan lijkt het er toch wel op, dat het door Cats van de
erfgenamen van Van den Brouck gekochte landgoed, natuurlijk
dan zonder de bijbehoorende wildernisklingen, slechts een zeker
gedeelte heeft uitgemaakt van het geheel van 12 morgen. De
opgave tot in roeden nauwkeurig bij den verkoop in 1617 stelt
de opmeting door een landmeter buiten twijfel. In 1616 daarentegen
gold de grootte voor 4 morgen, blijkbaar dus „bij den hoop zonder
maat”. In 1561 geeft het kohier van den tienden penning de grootte
op als 4 morgen teelland en 4 hont weiland, dus te zamen 42/b mor-
kan. Nu zijn de opgaven van de oppervlakte in dit kohier ontleend
aan de morgenboeken, d.w.z. aan de officieel vastgestelde morgen-
tallen, waarnaar de ambachtsbewaarders den omslag voor elk per
ceel berekenden. Het was gewoonte om bij den verkoop de grootte
volgens het morgenboek te vermelden, opdat de kooper zou weten,
voor hoeveel morgens hij in den omslag belastbaar was. In polders,
die bemalen werden, werd de inning der molengelden eveneens vol
gens het morgental gedaan, maar gewoonlijk weken de morgen-
tallen uit morgenboek en molenboek eenigszins van elkaar af. In
Segbroek stond geen watermolen en betaalde men dus ook geen
molengeld. De huur- of erfpachtslanden in de wildernis der domei
nen bleven in de ambachtsmorgenboeken buiten beschouwing.
In 1540 heette het landgoed van Jan Bruinsz. halfweg Scheve-
ningen 8 morgen te beslaan; dit was in een hypotheekakte. Willem
Bentinck, die in 1675 Zorgvliet van de erfgenamen van Jacob Cats
kocht, staat in een officieelen blafferd van landerijen in Haag-
ambacht uit ongeveer dien zelfden tijd voor 7 morgen te boek voor
dit landgoed1); daarbij heeft men waarschijnlijk te maken met een
opgave ontleend aan een verpondingskohier.
Er vallen dus drie orden van grootte te onderscheiden: van 12,
van 7 a 8 en van 3 a 4 morgen. Daarbij is in 1397 alleen sprake
van land, dus blijkbaar zonder huis er op, terwijl in 1444 de mee-