HET BUITENHOF 110 In verband met deze werkzaamheden heeft Anthonis Eewoutsz., schoenmaker, zijn winkel moeten verlaten. Hij heeft hem op nieuw op „mogen slaen tot een redelycke plaets annex |de huy- singe vande gewesene Burgemeester van Ravesteyn opt Buyten- hoff" d.w.z. van Allert Claesz., Smid van-den Hove (perc. 18). Maar zijn verblijf duurt hier slechts kort. De buren „queruleeren" daartegen, naar Eewoutsz. meedeelt, en op 29 Juni 1624 (166, 331) krijgt hij vergunning, het winkeltje te verplaatsen en het te zetten aan den O.-muur van den (ingang van des Stadhouders tuin bij de Kloveniersdoelen St. Sebastiaansdoelen, aan den anderen kant van den Vijver). In September, echter, wordt deze plaats, waar gelukkig nog niets gebeurd is, opnieuw vervangen door een plekje aan den Cingel (zie hieronder sub O, 1624). (166, 341 v°; mn en rk 207). 1632, \7 Sept. Floris Jansz., schoenmaker, krijgt consent, een houten huisje, staande aan de Z.-zijde van den ingang van de Voorpoort, te vernieuwen. In zijn rekest zegt hij, dat hij „is pos- siderendeseker out huysken, staende bezuyden den inganck ofte stoupe vande Voorpoorte”. In zijn woning (die elders gelegen is) heeft hij geen plaats, om zijn nering te bedrijven. Hij zou dit graag in 't houten huisje doen, ündien dit beter tegen dieven en inbrekers beschermd was. Wil het daarom wat sterker maken. (168, 38 v°; mn, rk en advRG 211). 1640. Op 1 Sept. 1640 krijgt Abraham Blusee, hovenier, con sent, om „aende muyer vande (Voorpoorte van desen Hove, tusschen de huysinge, laetst bewoont by Hendrick Hondius, ende de glintinge vande geseyde Voorpoorte (rk: aenden muyr vande Cypier) op een tafel te coop (voor te setten) allerhande fraye blommen ende cierlycke bóomkens, mits dat hij de voorsz. tafel nochte syne voorseyde waeren verder op straet sail mogen uyt- setten als de >stouppen ende glintinge aen wedersyde alrede syn gestelt." In zijn rekest heeft suppliant het over anjers, rozen en andere fraaie blommen, „mitsgaders eenige fraeye boomkens, als myrtebomen, orangie, laurier ,etc.” Hij zegt dan ook, dat dit niemand zal hinderen, maar integendeel een „cieraet vande voorsz. plaetse” zal zijn. (169, 236; mn, rk en advRG 214). Rechterkant. 1609, 2 Sept. Op de plek, waar in 1621 Philips Michelsz. Soetens een „vuilen hoek” zal betimmeren, waardoor de toegang tot het „kwartierhuisje" afgesloten zal worden en dit een an deren ingang krijgt, wordt in 1609 aan Aert Henricxz., post-

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1945 | | pagina 125