HET BUITENHOF 118 onbruikbaar door! Op 15 April 1581 ontvangt hij vergunning, het uit te breken. Als compensatie krijgt de Hoefsmid consent voor „een andere secretachteraen zyne huysinge opter Beecke.” (158, 177). Gang tusschen 6/8 en 10/12 Vóór 1583. In een advies van 2 Aug. 1618 (203)' omschrijft de Rentmr. Gen. van N.-Holland den tusschen de perceelen 6/8 en 10/12 door loopenden gang aldus: „Den ganck, inde ofte vóórde troubles geconsenteert Maria Vossen", waarna hij vertelt, „hoe dat uuyt speciale gratie df voorsz. Maria Vossen geconsenteert is een uuytga’-ck over des Graef elicheyts erff om te comen opt Buytenhoff, ter insichte dat sy was houdende herberge ende dat alle de groots ende gequalificeerde luyden, alhier inden Haege comende, meest daer waren gelogeert, sulcx haer den voorsz. ser dienstich sijnde om ’t sy na thoff in ende affgaen ofte anders door den voorsz. ganck in ofte uuyt haer voorsz. huysinge te comen.” Het waren „vele zoo Princen als Graven ende andere Heeren”, volgens een rekest van 17 Sept. 1623 (207) van Hen drik Aartsz. Doedijns, den schoonzoon en opvolger van Jan Wil- lemsz. Comans. Toen dan ook de twee vendels Engelschen onder Kolonel Morgan, die mee moest werken aan het ontzet van Haarlem, in Juni 1573 in Den Haag gelegerd waren geweest, had de Kolonel zichzelf bij Marie Vossen „in Gorchum” ingekwar- tierd, terwijl hij zijn minderen in alle mogelijke andere herbergen had ondergebracht (J. Smit, DHg i/d Geuzentijd, 201). Inderdaad heette de herberg (zie Bijlage II hierachter, perceel VII) „in Gorinchem". Zij is op den plattegrond van den Heer ter Meer Derval gemakkelijk terug te vinden. Het is het diepst doorloopende erf op de Plaats. Twee binnenplaatsen zijn er in aangegeven en duidelijk ziet men nog, hoe het aan het eind in verbinding heeft gestaan met den gang. Het was echter in den tijd van Marie Vossen aanmerkelijk uitgebreider dan de kaart doet zien. Naar den W.-kant, den kant van de Hoogstraat, liep het achter de aangrenzende woningen langs en kon daardoor de oostelijke belending vormen van een heele serie aan de O.-zij van de Hoogstraat gelegen huizen. Men begrijpt nu, dat de her berg een grooten naam had en als uitermate deftig kon gelden. Een statig huis aan de Plaats, waarvan het terrein van achteren tot aan het pastoorserf doorliep. Ten Westen van dit terrein een bijbehoorend terrein, dat ten N. door de achtererven van de klei nere huizen aan de Plaats, ten Z. door het pastoorserf en ten W. door de Beek begrensd werd. In het midden daarvan een tweede

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1945 | | pagina 133