121 VAN OMSTREEKS 1550 TOT 1650 tot 1601 was hij schepen, in de tusschenliggende periode, van 1594 tot 1597, vroedschap van Den Haag. Kort vóór 1583 moet Marie Vossen gestorven en haar herberg gesloten zijn. Onmiddellijk rees nu bij Job Jansz. het plan op, haar clientèle over te nemen. Hij herdoopte zijn huis in „de Roode Molen”, maakte er een herberg van en stelde zich met van Sichem, die sinds 1564 formeel al eigenaar van het huis „in Gorcum” geweest was, in verbinding. Hij kocht van dezen een van de „cameren” (bijgebouwen), die op het achterterrein gelegen waren, en wel „de achterkamer, respondeerende achter aan 't huis van den kooper, met het erf strekkende Zuid en Noord van voorsz. kamer, zoo breed als die kamer is.” (Het is het meest westelijke van de twee samenhangende gebouwen, die op de kaart van Bos en van Haren een eindje achter den vroegeren pastoorshof ge legen zijn). Belangrijk voor ons doel en uitermate belangrijk ook voor Job Jansz. zelf, tot behoud van Marie Vossens clientèle, is de bepaling, dat deze tevens zal overnemen „een gang nevens den muur van Jan Willemsz., breed 4J4 voet en zoo lang als de muur van voorn. Jan Willemsz. is strekkende.” De overdracht van dien gang wordt door van Sichem echter afhankelijk ge maakt van de goedkeuring van de Rekenkamer (transp. van 6 Mei 1583, KI. 4, 343; de koop dateert van een maand of vier vroeger). Zoo wendt zich dan Job Jansz. tot de Rekenkamer, vragende, dat de gang „hem en zijn nakomelingen geaccordeerd zou worden” op denzelfden voet als van Sichem en anderen. Volkomen ligt het niet in de rede, dat aan dit verzoek wordt voldaan. Trots de omstandigheid, dat hij de afgeslotenheid van het Buitenhof verbrak, was de gang aan Marie Vossen toegestaan, niet om haar, maar om de hooge heeren, die geregeld bij haar vertoefden. Diezelfde overweging kon nauwelijks gelden voor Job Jansz. en zijn nieuwe herberg „de Roode Molen”. Een latere Rentmeester Generaal heeft het inwilligen van diens verzoek dan ook weinig aanneme lijk gevonden. Nu echter zien de Heeren van de Rekening er geen bezwaar in. Op 12 Januari 1583 geven zij hun consent (158, 235 v°). 1587. Op 1 Mei 1587 volgt het transport van een tweede ge deelte van de bijgebouwen, die toebehoord hebben aan de vroe gere herberg „in Gorinchem”, en wel „de achterkamer van het huis genaamd Gorchum, respondeerende ten Zuiden tegen een bleekhof, benevens dezen bleekhof, strekkende 4 roedevoeten buiten den oostelijken gevel van voorn, kamer”. De situatie wordt vooral duidelijk door de volgende bepaling: „Zijn mede voorwaarden, dat hy, coper, de waterlosing zoo vanden huyse van Gorchum

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1945 | | pagina 136