HET BUITENHOF 124 balie stellen „met een bancxken beneffens de huyssinge huis èn erf) van den commys Doudijns.” Op 2 Oct. 1602 vergunt hem de Rekenkamer, die balie er aan te brengen „ende daer beneffens een bancxken aen ende beneffens dezelve ballige" (elders baillie en baillige!) „daer één persoon alleen bequaemelicken op kan sitten.” (162, 117 v”; mn, rk en advRG 195a). 9/12 1605. Ook Josina van der Empt, wede. van Mr. Anthonis van Dijck, is thans gestorven. Het huis aan de Plaats „met de erven daartoe specteerende en het tuintje en uitgang bij het huis be- hoorende” wordt door de erfgenamen verkocht aan Esayas Chas- teleyn (of Esajas Chastelain). Transport van 3 Dec. 1605 (KI. 6, 525.). In 1598 woonde hij in de Papestraat (161, 192 v°). 1606. Veertig jaar lang (en in dien tusschentijd heeft zich de Opstand voltrokken) hebben Mr. Anthonis van Dijck en zijn vrouw zich in het bezit van het vrij uitgebreide complex gehand haafd. Het geheel is nu hopeloos oud en ouderwetsch. Chastelain gaat onmiddellijk aan het bouwen en verbouwen. Op drie punten heeft hij toestemming noodig van de Rekenkamer. Ten eerste wil hij timmeren op de plek van perceel 12, er vermoedelijk iets als een portiersloge zetten boven de toegangspoort tot zijn tuin. Hij krijgt dus permissie: „dat hy de zydemuyr vantValck- hoff sal moghen verhoogen ende mede optrecken d’achterpoorte, uytgaende opt Buytenhoff, ende over deselve timmeren tot sulcken somme als hem goetduncken sal.” Ten tweede be hoort blijkbaar de muur, Zuidgrens van perceel 9, tevens schei ding tusschen het Grafelijkheidsgebied aan den kant van het Buiten hof en het gemeene dorpsgebied aan den kant van de Plaats, mee tot het Valkhof. Hij wordt genoemd „den dwersmuyer vant Valckhoff". Tegen dien muur (maar met den smallen kant) is zonder consent van de Rekenkamer een schuur gebouwd; het is het N.-Z. loopende deel van perceel 9. Hieromtrent krijgt hij consent „als dat de schuyer op den dwersmuyer vant Valckhoff gestelt, responderende aen zijne huysinge, sal mogen blijven staen.” En ten derde heeft hij een achterwoning (dat smalle deel van het bebouwde erf (nr. Xa en b), dat ook in 't begin van de 19de eeuw zie plattegrond aan 't complex van het Valkhuis grensde). Hij mag dan nu „de gevel van zijn achterwoningh opte muyr vant voorsz. Valckhoff leggen ende optreckenActe van 9 Jan. 1606 (163, 11; mn, rk en advRG 197; een aanvullend rk met advRG van 9 Maart 1606 in 197; hierbij een ruw platte- grondje van de „achterwoning”).

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1945 | | pagina 139