HET BUITENHOF 130 rk i tuin slechts behoorlijk verhuurbaar is, zoo de uitgang op het Buitenhof vrij blijft voor den huurder (den Prins; zoo nu niet, dan toch spoedig). Ook beweert hij, dat de gang destijds (onder Marie Vossen) van zijn eigen terrein is af genomen. Waarop de Rentmeester zeer ter snede antwoordt, dat dit terrein toen Grafe- lijkheidsgrond was en het der Grafelijkheid uit den aard der zaak vrij stond, naar welgevallen over dien grond te beschikken! Zijn gepraat helpt hem dus niet. Op 30 Dec. 1623 krijgt Paret het gevraagde consent. Maar Paret zal in de uitmonding van den gang op zijn eigen kosten moeten doen maken een houten deur met een slot, dat van binnen en van buiten met een sleutel geopend en gesloten kan worden en aan elk van de huizen, die er toegang hebben, een slteutel moeten leveren (166, 294; mn, rk en advRG 207). 1630. In de eerste dagen van April 1630 volgt een nieuw rekest van Pietei’ Paret. Dit heeft betrekking op het huis op de Plaats, aan den Prins van Oranje verhuurd. Men bezie den plattegrond. Sinds Chastelain het naar 't Z. heeft uitgebreid, raakt het met een smal gedeelte aan het Valkhof. Daarop sluit W.-waarts een strook gronds aan, die de verbinding vormt met den naar 't Z. loopenden tuin. Hiervan wenscht hij een galerij te maken, voerend naar een drietal „kamertjes” (bijgebouwtjes)die hij „tot meerder gerief van den Prins” wenscht op te trekken. Deze zijn sindsdien klaarblijkelijk overgegaan op het aangrenzende huis aan de Plaats (perc. XIII). Het maken van die galerij maakt noodig het leggen van een paar ribben in den muur van het Valkhof. Dit kan niet zonder consent. Het wordt hem toegestaan op 23 April 1630 (167, 277 v°; mn, en advRG 210). 13 en 14 1636. Veertig jaar lang hebben notaris Josef van Meerhout en zijn weduwe in het lage huis naast de poort van Chastelain en Pieter Parret gewoond. In 1636 verkoopt het de weduwe, Ariaentgen Wil- lemsdr., aan Cornelis Claesz. de Geus. Maar verlaten doet zij het daarom niet: ze is oud en ze wil er sterven. Ze bedingt dus, dat ze levenslang op de Oostwaartsche bovenkamer met het kleine kamertje daarachter mag blijven wonen zonder vermindering van de koop penningen; of in de benedenkamer, met het recht voor de Geus, dan 200 op de koopsom (een rentebrief van 2500) te korten. Een dochter houdt ze bij zich. Voor het opslaan van haar turf en hout en voor het drogen van haar lindebloesem zal ze een deel van den zolder mogen gebruiken, alsmede de kleine bottelrie voor

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1945 | | pagina 145