HET BUITENHOF
144
4 en 5
1613. In de Hoogstraat, achter de Hoefsmederij, staat het huis,
waar het Rooster uithangt. Hier woont Lambert Zegers. Om re
denen, die ons ontgaan, is dezen er veel aan gelegen, een uitgang
te hebben op 't Buitenhof. Hij wil dien aanleggen dwars door de
Hoefsmederij. (De gang, tusschen perceel 4 en 5 op den plattegrond
gemakkelijk herkenbaar, doet duidelijk zien, dat perceel 4 en 5 bij
elkaar behooren; anders liep hij niet „dwars door het huis van
Rijsbergens
en diverse bij-
Maar nog in een ander punt wordt voorzien. Toen van Rijs-
bergen vergunning vroeg om te bouwen, was van graaf Johan
Ernst nog geen sprake en stond van Rijsbergen zelf nog niet
op zoo goeden voet met den Prins. Integendeel, hij spreekt in zijn
rekest nogal gemelijk over het feit, dat zijn erf ten dienste van
Z.Exc. en tot vermeerdering van diens stal met vele roeden ver
minderd is en dat, terwijl dit erf over de 100 jaar bij het door
hem bewoonde huis heeft behoord! Nu hoort hij opnieuw, dat het
portaal van dien stal zoo ten N. als ten W. „uitgesteld” zal
worden, waardoor hij van den uitgang van zijn erf 3 roedevoeten
zal moeten missen en ten W. zijn „geheelen asput, wel 24 roede
voeten groot.” Hij komt daartegen niet op, maar meent erop te
mogen vertrouwen, dat de Rekenkamer hem tegen zijn buurlui
nu ook de hand boven 't hoofd houden zal. Die buurlui zijn de
eigenaars van het huis „in Zeelandt”, dat in den tijd van den
ouden dokter Herweyer en diens weduwe nog „in den Briel"
werd genoemd. Deze hebben buiten zijn medeweten een „wt-
ofte ganckpat naar 't Hoff over des suppliants erve” gevraagd.
Klaarblijkelijk om voor hun huis een hoogeren prijs te kunnen
bedingen, want ze staan op het punt, het. aan Jan Jansz. Hout-
thuyn te verkoopen. Van Rijsbergen wil nu, dat de Rekenkamer
het verzoek van die eigenaars afslaat. De Rekenkamer verklaart
in haar acte, dat dit is gebeurd en dat aan van
wensch is voldaan (164, 160 v°; mn, rk, advRG
lagen: 201).
1613. Het huis is inmiddels gebouwd. Aan den voorkant, aan
't Buitenhof, bevindt zich het „groot salet”. Graaf Johan Ernst
wil hier graag een glinting hebben en van Rijsbergen requestreert.
De glinting wordt toegestaan (acte van 10 Mei 1613), maar al
leen vóór het huis, niet vóór het aan den kant van den stal lig
gend, zonder twijfel ook nu nog bemuurde erf. Aan den N.-kant
bij 't Halsteegje, zal ze schuin af moeten loopen (164, 301 v°;
mn, rk en advRG 202).