HET BUITENHOF
152
1) Bij een zorgvuldige beschouwing van den plattegrond wordt de reden daarvan
duidelijk. Men ziet dan, dat de Kleine Stal in één rooilijn ligt met de huizen, rechts van
de Halstraat. De muur van „Het Vosken*’, links van de Halstraat, lag uit den aard der
zaak in dezelfde rooilijn. De daartegenaangezette houten winkeltjes lagen ervóór. In 1611
wordt het huis voor Graaf Johan Ernst er voor in de plaats gezet. De rooilijn komt dan
naar voren, even ver als de poort van den Grooten Stal, Het lijdt vrijwel geen twijfel,
of ook de Groote Stal heeft aanvankelijk langs de achterwaartsche rooilijn gelegen. Van
Rijsbergen, eigenaar van „Het Vosken’’ klaagt er over, dat hij ten koste van zijn terrein
telkens wordt uitgebreid Bij 't naar voren brengen van den Grooten Stal wordt echter
de toegang tot het Stalstraatje veel te nauw, zoadat het naar 't Oosten ten koste van
een strook terrein van perceel N, -j- 39 t/m 42 verlegd moet worden. De Kleine Stal
blijft echter waar ze was. Het straatje wordt daar, dus breeder.
is, groot omtrent vijfthyen voeten vyercant, op welcke hy suppl.
wel genegen ende van meeninghe soude weesen, een proper huysken
te stellen, om beter by dach ende nacht opsicht te hebben op Zyner
Exci® paerden.” Het huisje reikte, althans later, in 1610, niet ver
der dan tot ongeveer halverwege den voorgevel van den toen
vernieuwden stal, zoodat vóór het huisje een plaatsje openbleef.
Acte van 11 Dec. 1600 (161, 358 v’).
46
1610. In October 1610 moeten de werkzaamheden aan den vre-
nieuwden „kleinen stal” in hoofdzaak afgeloopen zijn geweest. Op
25 October toch krijgen de achterbewoners vergunning, hun hui
zingen „wederom” te stellen aan de nieuw opgetrokken timmeragie
(164, 68). Dit „wederom" doet mede zien, dat er ook vóórdien
een gebouw (en dan zeker een stal) heeft gestaan.
43, 44 en buurhuizen.
1610. Naar Ising ons meedeelt (III, 303 in noot), woonde boven
de poort, die van het Achterom uit toegang gaf tot het Stalstraatje,
de kleermaker Hendrik van Gelder, die blijkens de thesoriersreke-
ning van Den Haag van 1596/97 een tijdlang belast is geweest met
het des avonds sluiten en des morgens weer openen van de Hal-
poort, de Spuihofpoort en het poortje in ’t Achterom. Met het ge
reedkomen, nu, van den vernieuwden „kleinen stal" heeft ook het
Stalstraatje de gedaante gekregen, die het enkele eeuwen bewaard
heeft; vóórdien was het, speciaal dan op ’t eind bij de poort, meer
een gang dan een straatje. Die gewijzigde gedaante maakte het
noodig, de poort ietwat naar ’t Oosten te verplaatsen 1) en wij
zien, hoe de Rentmeester van N.-Holland, tezamen met Burge-
meesteren van Den Haag, in Oct. 1610 is „wesen besichtigen de
poorte, sulcx die verset zal werden tegenover de strate voorbij de
stallinge van Zijne Excie.”