J
155
VAN OMSTREEKS 1550 TOT 1650
39 tlm 42
H. HUIZEN AAN DE ZUIDZIJDE VAN HET BUITENHOF,
RECHTERHELFT, EN IN HET STALSTRAATJE,
OOSTZIJDE
Nrs. tlm N en
1549. De Hoefsmid speelde op het Buitenhof een vooraanstaande
rol. Geen belangrijker element op dit hof dan de paarden. Twee
groote stallen (want ook de kleine stal was groot!) leerden wij
kennen; een derde lag in het midden van de Z.-zij van het hof
en een vierde aan dat deel van het slop tegenover den „Cingel van
den Hove”, dat later de Praktizijnshoek werd genoemd; een manége,
de Pikeurschuur, die in 1593 is ontstaan, maakte het beeld compleet.
Er heerschte in de hoefsmederij dan ook meesttijds een groote druk
te en veel lawaai (we kennen haar ligging in den N.W.-hoek; op
de kaart van de Gheyn, 1597, staat er, voor het beslaan van de
paarden, een afdak vóór).
In 1549 nu, is Floris Gerritsz. Hoefsmid. Het is geen levendige
tijd voor wat Binnen- en Buitenhof aangaat en ten dienste van de
hoogste Heeren heeft meester Floris Weinig te doen. Klaarblijkelijk
meer voor hooge particulieren. Hij vraagt althans, voor zichzelf
en op eigen kosten een stal te mogen maken op het stuk grond,
dat op den plattegrond als perceel J staat aangeduid. Hij stelt
daarbij voor, de volgende condities te maken. 1. De stal zal „an
metserie, timmeraigie ende andere materialen met arbeitsloen” over
de 100 Car. gids, kosten. 2. Hij zal hem voor eigen doeleinden mo
gen gebruiken zoolang hij Hoefsmid is van het Hof. 3. Mocht echter
„de K.Mt., de Prince, de Coninginne oft den Stadhouder inden
Hage commen", dan zal „dezelve haer (d.i. dezen personen) vóór
al subject blijven voor een open stall, zoe verre zy die van doen
hebben oft begeren”. 4. Tenslotte, wanneer de hoefsmid sterft of,
om welke reden dan ook, buiten zijn ambt geraakt, dan zal de stal
van ’s Keizers wegen worden gekocht en hem of zijn erfgenamen
daarvoor betaald 100 Car. gids, en niet meer. Deze voorwaarden
worden aanvaard en het consent wordt verleend op 8 Mei 1549
(154, 121).