J
HET BUITENHOF
162
Gybons in woont de pasteibakker Hans Elantsz. Ook hij wil de
Beek „betimmeren”, d.w.z. zijn huis uitbouwen tot boven de Beek,
om voor zich en de zijnen slaapplaats te vinden; want hij is zeer
nauw behuisd. Hij heeft dit al eerder gevraagd, vóór de gang naar
't Pikeurhuis bestraat was en afgeheind, maar Prins Maurits
wilde er niet aan, zoolang de werkzaamheden aan het Stalstraatje
en den gang niet waren voltooid. Ze zijn nu ten einde gevoerd.
Elantsz. „presenteert” dan nu „in plaetse van de houten
heyninge een geheele muyre te streycken deurgaens”, „beginnende
van de stoppers lootse tot aende stakettinge van Adriaen Mauritsz.
Gybons", „ende denselven ten eewigen daegen te onderhouden.”
De Rentmeester adviseert gunstig, „mits laetende een poortgen
ende deure, daer de deure nu is staende, onune aen het water te
mogen comen.” Op 12 Apr. 1612 krijgt Elantsz. dan ook consent
(164, 217 v°; mn, rk en advRG 201).
1614. Op 16 Sept. 1614 krijgt Jan Guldemondt vergunning, om
achter zijn, krachtens consent van 1610 verbeterde en vergroote
huis een regenbak, een put en een schuurtje te vernieuwen (165,
60 v°; mn, rk en advRG 202; vD 69).
K
1617. We keeren tot het huis met de kaatsbaan terug. Na Mr.
Trompert en na Frederik Braam, die vermoedelijk een zoon van
hem was, is nu ook diens opvolger Leonard Sluyter gestorven.
We zagen, dat hij en zijn vrouw ieder de helft bezaten van het
groote perceel. De helft van zijn vrouw is bij erfenis overgegaan
op twee van haar zoons uit een vorig huwelijk: Jan en Laurens
Jaspersz. van den Brouck. De andere helft nu, wordt door Jan
Jaspersz. van den Brouck, ballemaker, op 26 April 1617 v6n de
erfgenamen van Leonard Sluyter gekocht. Het resteerende kwart
koopt hij van Laurens, zijn broer, zoodat hij het geheele bezit in
zijn handen vereenigt (vD 70/71).
1620. Inmiddels heeft (we zullen dit zien), aan den anderen
kant van den stal (perceel J), Hendrik Aartsz. Doedijns, de Com
mies van de Staten van Holland, die als opvolger van Jan Wil-
lemsz. Comans den vroegeren pastoorshof bezit, het huis aan
gekocht, dat de plaats inneemt van den „Diefsteen” (perceel I).
Op het erf daarvan liep een oude aftakking dood van de Beek.
Doedijns heeft die mogen dichten. Iets dergelijks doet zich voor
aan den O.-kant van het erf van van den Brouck (dus zeer dicht