HET BUITENHOF
168
I.
HUIZEN AAN DE ZUIDZIJDE VAN HET BUITENHOF,
LINKERHELFT
I
1550. Men zal zich herinneren, dat in 1549 Floris Gerritsz., Hoef
slager van den Hove, voor eigen rekening een stal liet zetten op
perceel J. Het jaar daarop zien wij, hoe Margriete Willemsdr., weduwe
van Joris Craenbout, vergunning krijgt, om „het ledighe plaetsken,
leggende voir den Dieffsteen int Noorden tusschen de huyzinge van
Gielis Mathijsz. ende de stalling vanden hoeffslager (te) aenvaerden
ende tot haeren coste (te) betymmeren ende soe bequaem (te) doen
maicken aen den voorsz. Dieffsteen; sonder zoo gaat de acte voort
dat zy eenichsins tselve nyeuwerck voordere zal mogen extenderen
dan teynden aende huysinge vanden voorn. Gillis int Noorden;”
d.w.z. niet verder dan tot op de rooilijn van diens huis. De kwestie
is deze, dat de Diefsteen al sinds een jaar of tien, twaalf voor zijn
Nes. F tlm I
F
Vóór 1509. Geheel aan het eind van de rij ter sprake te brengen
huizen, op den hoek, bevindt zich „de oude Lavanderie". Men leze
na, wat Dr. P. J. van Breemen daarover in het Jaarboekje van 1942
te berde brengt. De Lavandierster, aan wie ze ter bewoning was toe
gewezen, hield vóór de Hervorming toezicht op het helder houden
van de mis- en andere kerkelijke gewaden. Op de plek, waar, zooals
we zien zullen, Gillis Matthijsz. al vóór 1550 en Dirck Hanneman
in 1572 hun woningen (resp. op perc. H en G) zullen bouwen, ligt
in het begin van de 16de eeuw nog een bleekveld. Vóór 1509 nu
bevond zich de „dienst ende officie van den Lavendrie van den
ornamente van onser Capelle, gefondeert binnen onsen Hove alhier
in den Hage, metter woonstede daertoe behoirende", in handen van
Anne Rouste (Jrb. 1942, 48).
1509. Op 18 Juli 1509 zegt Keizer Maximiliaan het gebruik daar
van reeds bij voorbaat toe aan Marieken Alaertsdr., huisvrouwe van
Heinrick van Beauvoir, tegen den tijd dat Anne Rouste overleden zal
zijn (Ibid.).