1
HET BUITENHOF
170
H
zoodanig. Het Corpus presenteert daarbij, „te contenteren die per-
soone, die de bewooninge by Uwe E. eertijts gegeven sijn." Bij
apostille van 12 Juli 1554 accordeert „die Heere van Beveren vande
Vere, Stadthouder van Hollantden supplianten heurl. versouck.”
(202, bijlage bij acte van 11 Febr. 1613).
Zeer waarschijnlijk Corn. Claesz. Scheveninck, die met zijn zoon David in 1570 het
zomerhuis van Bossu versierde (v. Gelder, Zeven eeuwen, 102). Zijn zoon werkte in 1581
voor de Schutterij (ibid, 123). Ook het wapen van de Gevangenpoort heeft eerstgenoemde
opgeschilderd (Smit, Geuzentijd 4); hij heeft tevens meegewerkt aan de restauratie van
de Groote Kerk na den beeldenstorm (ibid. 85).
ld. Inderdaad, volgens belofte wordt de weduwe Craenbout „ge-
contenteerd”. Twee dagen later, den 14den Juli 1554, passeert ze voor
schepenen van Den Haag de acte van transport, waarbij ook van
harentwege „de huyssinge ende bewooninge vande Dieffsteen" op
de Haagsche Magistraat overgaat, „bekennende sy comparante vande
voorsz. overgifte, transport ende ceditie al wel voldaen, vernoucht
ende betaelt te sijn, den lesten penninek metten eersten... ende be-
danekende hemluyden der goeder betalinge." (202, bijlage bij acte van
11 Febr. 1613).
1563. Wij zagen in 1550 de weduwe Craenbout in strijd met haar
buurman Gillis Matthijsz. De Rekenkamer lei den twist bij. Of nu
Gillis met de regeling niet tevreden was en daarom, uit mismoedig
heid of baloorigheid, zijn huis van de hand heeft gedaan, zooveel is
zeker, dat het zich in 1563 in handen van Cornelis Claesz., schilder, i)
bevindt (De Riemer I, 648). De zoon van Gillis, Pieter Gillisz.,
Schrijnwerker van den Hove, heeft het later teruggekocht en vertelt
ons dan, dat het „gecomen es van zijn... ouders, die tselve uuyt den
1556. De Magistraat, die aan den Diefsteen heel wat op te knappen
krijgt en er dus aardig wat geld in moet steken, wenscht echter de
grootst mogelijke zekerheid, dat de Diefsteen niet weer aan de Grafe
lijkheid zal worden getrokken, alleen maar omdat Heeren Reken
meesters of zelfs ook de Stadhouders dit in hun zin krijgen. Bij slot
van rekening staat het gebouw op grafelijk terrein en heeft ze er
alleen de „gift" van ontvangen. Ze vraagt dus op het consent van
den Stadhouder de hooge goedkeuring van den Koning zelf. Op
22 November 1556 verkrijgt ze die (202, bijlage bij acte van 11 Febr.
1613).