VAN OMSTREEKS 1550 TOT 1650 173 Lavanderie heeft gegund. Reeds op 24 Jan. 1590 wordt ook aan Bon- zer zelf en de zijnen toegestaan, het huis te bewonen, zoo lang zijn oudste dochter leeft (vD 101). H 1594. De schrijnwerker van den Hove Pieter Gillisz. is nu al 16 jaar weer in het bezit van het ouderlijk huis. In een rekest aan de Rekenkamer heeft hij er in den breede de geschiedenis van verteld. We hebben uit zijn verhaal het een en ander overgenomen. Betoogd heeft hij, dat zijn voorganger Cornelis Claesz. de toezegging heeft ontvangen, dat hij voor de vergrooting en verbetering van het huis bij het ophouden van de „gift" 300 pd. in rekening brengen mocht. Hijzelf heeft er „omtrent acht hondert ponden” aan uitgegeven, „soo uuyt saecken van coop als van reparatiën ende anders, daervan hy by brieven ofte acte vande Heeren Staten ofte van die vande Reke- ningeint minste nyet en es verseeckert”. Hij vraagt dus een over- eenkomstige toezegging, temeer daar hij „altijts inde voorn, huysinghe heeft gelogeert eenige domesticquen van Zyne Extie, verhoopende denselven genouchsaem geaccomodeert te hebben ende begeerende daerinne wel te continueren.” Hij is trouwens een ambachtsman, be last met een huisvrouw en zeven kinderen! Op 22 Januari 1594 krijgt hij daarop een acte van de Rekenkamer, die de „gift" bevestigt voor hem, zijn huisvrouw en zijn kinderen en den zijnen bij 't ophouden van de gift een bedrag van 500 pd. belooft, mits „dat tselve huys altijts subject blyven sal de logeringe vande officieren ofte familie van den Stadthouder van Hollant, naer ouder gewoonte.” (Als sub H 1563). I 1601. We weten nu, welke huizen links van den Diefsteen liggen, en keeren naar de gevangenis terug. Op 11 Augustus 1601 wordt om advies in handen van den Rentmeester Generaal gesteld een rekest van Baljuw, Schout en Regeeerders van 's-Gravenhage, die, nadat de Magistraat den Diefsteen bijna een halve eeuw heeft bezeten, tot eenige uitbreiding van het gebouw wenschen over te gaan. Het ding, dat al te klein is, om de gevangenen te bergen, biedt hoegenaamd geen gelegenheid tot het afnemen van eenig verhoor, zoodat de betrokke nen daartoe „met groote moeyten” op het Stadhuis moeten worden gebracht. De Heeren willen dan ook „int ingaen vande Dieffsteen een bequame earner van examinatie ende logijs voor gyselaers doen maecken." Nu is er vóór den Diefsteen (dus op de plek, waar des tijds de weduwe Craenbout had willen bouwen) ten dienste van den

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1945 | | pagina 189