HET BUITENHOF 174 H 1602. Over het oostelijk van den Diefsteen gelegen huis zullen we niet veel meer vernemen: het blijft nog meer dan 60 jaar lang in het bezit van Pieter Gillisz. en zijn familie. Wij willen ons schadeloos stellen met een bijzonderheid uit het leven van Pieter Gillisz. zelf. Deze is, behalve Schrijnwerker van den Hove, ook „Distribueerder van des Graeffelicheyts Hoffconynen”, naar hij zichzelf betitelt. De konijnen schijnen vooral voor Heeren Rekenmeesters bestemd te zijn. En inderdaad, in 1598 hebben dezen met Joffrou Josina van der Empt, weduwe van Mr. Anthonis van Dijck, en Mr. Francois de Coninck, Raad ordinaris in den Hove van Holland, een tienjarig contract aan gegaan, waarbij hun verhuurd wordt 20 morgen geestland in ’s-Gra- vezande en Monsterambacht, afkomstig van Floris van Dam, schout van Den Haag, om dit te „gebruycken tot weydinge vande conynen van de Graefflicheyt" hoewel de oorspronkelijke pachter, Cor nells Jacobsz., er toch ook zijn kalveren en schapen zal mogen blijven weiden; de Heeren zullen er echter geen nieuwe konijnengaten bij mogen boren! Behalve een pachtsom van 20 pond ’s jaars hebben verhuurders bedongen, dat hun jaarlijks tusschen Sint Jacob en Aller- heiligendag elk een paar konijnen per week zal geleverd worden (161, 179 v°; mn 195, 7 Febr. 1598). Aan Pieter Gillisz. brengt de functie van Distribueerder van de Hofkonijnen 10 pond 's jaars op. Het is daarenboven gewoonte geweest, dat de distribueerder door den ont stal (maar ook ander m maken er gebruik van) een put of kribbe aangebracht en het vuil, dat men erin werpt, is het meerendeel van den tijd „leggende voorden inganck vanden selven Dieffsteen zulcx, datmen aldaer qualycken wt ofte in mach." Ook klagen „de gebuyren daeromtrent woonende”, dat zij „in groote peryckule staen van brandt, dewelcke uuyten vuylnisputte aldaer tot meermalen ontstaende es deur de meenichte vant stroo, uuyte stalle naest den Dieffsteen comende.” Ze zijn nu van plan, den vuilnisput te overwelven en daar boven, „opte muyre vande vuylnispette”, op te bouwen ,,d’ voorsz. earner ende vorder logijs tot costen vanden Haeghe”. Men zal dan tevens bereiken, „dat den brandt daermede (mette hulpe Godts) sal werden geprecaveert tot bescherminge vande gemeene buyren aldaer, mitsgaeders vande paerden daeromtrent staende." Drie dagen later, op 14 Augustus, brengt de Rentmeester zijn advies uit. Van zijn be schrijving hebben wij al enkele regels aangehaald. Dit advies nu luidt gunstig. Het geeft dan ook aanleiding tot de acte van 30 Augustus 1601, waarbij den Heeren hun verzoek wordt toegestaan (162, 42 v°; mn, rk en advRG 195).

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1945 | | pagina 190