HET BUITENHOF 182 Ook Riccen is nu gestorven en Frederik Riccen (klaarblij- G 1636. F 1636. We zagen, dat Riccen in 1612 vergunning heeft gekregen, aan de zijde van 't Buitenhof een nieuw salet met twee bovenkamers te bouwen en de rooilijn daarvan een paar meters naar voren te schuiven. Dit feit grijpt Johan Houckgeest in 1636 aan, om aan de Z.zij van 't Buitenhof dezelfde beweging in te zetten, die wij omstreeks dienzelfden tijd al aan de N. en de W.zij hebben waargenomen, t.w. den voorkant van de huizen tot op de rooilijn van het verst vooruit stekende bouwsel naar voren te brengen. Op 20 Mei 1636 krijgt hij consent, dit ook rhet zijn woning te doen en ze op de rooilijn te zetten van Riccens salet. Maar ook tot den Oostkant strekt de vergrooting van zijn woning zich uit. Hier echter kan hij niet tot op de rooilijn van het buurhuis gaan, daar de vensters in den N.gevel van het huis van de weduwe Doublet (E) dit verhinderen (168, 277 v°; mn en rk 212). H 1636. Op 1 Juli 1636 wordt bepaald, dat de vrouw en kinderen van Gillis Pietersz. Kiggelaer ook na diens dood het huis zullen mogen bewonen (168, 292; vD 95). H 1629. In 1620 hebben de weduwe en de kinderen van Pieter Gil- lisz. Kiggelaer toezegging gekregen, dat hun bij 't ophouden van de „gift” 1000 pd. zal worden vergoed. Dit is, zoo betoogen zij thans, veel te weinig. Ze hebben er zelf nog wel 1000 pd. aan gespendeerd en dit huis is al het vermogen, dat de oude Kiggelaer in heel een leven van zuren arbeid heeft kunnen vergaren. Ze vragen nu 3600 pd.; 3200 pd. wordt hun op 10 Dec. 1629 toegestaan (167, 259; mn en rk 210). G 1643. Ook de Rekenmeester Ventidius Riccen vraagt verhooging van het hem to^gestane bedrag. Op 18 Oct. 1619 is het van 9000 op 11000 pd. gebracht. Als hij zijn huis verkoopen wil, kan hij er nu wel het dubbele voor maken, zoozeer is alles in prijs gestegen. Op 24 Juni wordt hem een verhooging toegestaan tot 16.000 pd. (168, 169; mn 212).

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1945 | | pagina 198