HET BUITENHOF
184
J. HUIZEN AAN DEN ZAK, LEIDENDE NAAR DEN CINGEL
VAN DEN HOVE
B t/m E
Vóór 1574. Het daarnaast gelegen Timmerhuis, dat als woning
en tevens als werf diende voor den Timmerman (lees Architect-Aan-
nemer) van den Hove, moet een vrij omvangrijk bouwsel geweest zijn.
Het daarachter gelegen erf liep door tot aan de Beek. We zagen onder
I 1618/20, dat het N.-Z. loopende deel van de (latere omlegging van
de) Beek zich Noordwaarts voortzette tot slechts even ten Z. van de
scheidslijn tusschen perceel J en dat van Guldemondt. Dit vormde de
Westgrens van het erf. De Noordgrens werd gevormd door de achter
zijde van het erf, behoorend bij perceel G, en de Zuidgrens door een
lijn, die grosso modo het vervolg uitmaakte van de noordelijke grens
lijn van perceel 30. Ten Z. van die lijn bevond zich dan.het erf van
den Brandmeester van den Hove, den man, die de zorg had voor de
brandstofvoorziening van de officieele instanties. Waarom het Tim
merhuis met zijn geweldige erf aan den Timmerman is ontnomen en
toegewezen aan Jan Hanneman, den Rentmeester-Generaal van N.-
Holland, blijkt uit de geraadpleegde stukken niet. De Timmerman is er
niet wel bij gevaren. In 1601 gaat Pieter Bor, de toenmalige Rentmees
ter, na, welk huis Wel bedoeld kan zijn, wanneer de aan den Timmer
man gegeven commissie zegt, „dat hy zoude bewoonen die huysinge
Nrs. A f/m E, 28 tlm 36, O en „Bassecour"
E
1555. In de eerste helft van de 16llc eeuw bevond zich op F het
Waschhuis van de Hofkapel en op BCD het Timmerhuis van den
Hove. In 1504 waren beiden nog gescheiden door een ledig erf. Het
werd in dat jaar ten gebruike gegeven aan Willem Jansz., bode, en
zijn vrouw „om 't zelve te mogen betimmeren en bewonen”. Een
halve eeuw is sindsdien verstreken en nog woont er de oude vrouw.
Zij heeft een zoon, Jan Willemsz., die priester is. Zijn moeder, zegt hij,
heeft vanwege haar hoogen leeftijd goed onderhoud van noode. Heer
Jan verzoekt dus, huis en erf te mogen verkoopen. Op 8 November
1555 geeft hem de Rekenkamer hiertoe consent (155, 129 v° en Hofb.
1561, 473).