PT
189
VAN OMSTREEKS 1550 TOT 1650
Op 31 December 1588 krijgt Pieter Harmansz, waard in „de Witte Molen", con
sent, om enkele keeren in het jaar zijn wijnen op te doen via de (gewoonlijk gesloten)
poort van het (Groot) Akerland, Pieter Harmansz. zal „doen maecken van syne ach
terste ofte Oostersche glinting een gelycke glintinge, streckende Noordwaarts tot aende
grachte vanden Hove, hebbende de selve glintinge een heek, waerdeurmen bequa-
melycken met wagen ende paerden in ende uuyt ’t voorsz. Aeckerlant sal mogen rijden;
daer aen hy mede sal doen maecken een slot; oock mede wert hy noch gehouden, het
slot van het heek, respondeerende op syne kelder ende daer deur hy syne wynen sal
innedoen, te doen maecken ende stellen van buyten ofte aande Noortsyde van ’t voorsz.
heek (159, 207 vo).
„Zekere plaats door de groote poort, respondeerende op 't (Groot) Akerland, bij de
herberg de Witte Molen" is bestemd voor den Mandenmaker van den Hove, „om
aldaer zijn rijzen te zetten". In 1610 is het Pieter Jansz. Er staat een schuurtje, dat
hij gebruiken mag (164, 80).
genomen door den Timmerman en zijn werf. Trouwens, het terrein
zal ook vroeger wel voor houtopslag e.d. gebruikt zijn geweest.
Dwars door de perceelen 33, 34 en 36 heen en zoo ongeveer langs
den O.rand van perc. 35, zich dan voortzettend door het uiterste
westelijke gedeelte van perc. O en uitkomend aan den N.W.hoek
van wat op den plattegrond staat aangegeven als Bassecour, loopt
zoo onze plaatsaanduiding juist is, maar veel kan het niet sche
len een aftakking van de Beek naar het N. Langs den N.rand
van de „Bassecour" zwenkt zij naar het O. om, om tenslotte in de
Hofgracht te monden. Het oostelijk van deze sloot gelegen terrein
fleet in zijn Noordelijk deel het Klein en zijn Zuidelijk deel het Groot
Akerland. i) Aan den oever van deze sloot, tegenover het Groot
Akerland, liggen, meer Z.waarts de timmermanswerkplaats, annex
het huis, waar de Timmerman woont, en meer N.waarts open ter
reinen en loodsen; althans de kaart van Bos en van Harn doet ver
moeden, dat perceel 35, de voortzetting ervan naar het N. (deel
van perc. 36) en die naar ’t Z. tot aan perc. 33 (deel van perc. 34),
alles aan den westelijken oever van de sloot, door loodsen, en het
westelijk daarbij aansluitend deel van perceel 34 door onbebouwd
doch onmuurd terrein wordt ingenomen. Tusschen de perceelen 36
en O, in den uitgang van den Cingel (uitgang, die toen nog niet
het trechtervormig aanzien had, dat wij waarnemen op den platte
grond), ligt over de sloot heen een bruggetje, dat de Westbrug
wordt genoemd. Ook aan den N.kant van den Cingel nu, oostelijk
van de Westbrug, is het westelijk deel van perceel O, dat zich
verder naar 't N. uitstrekt dan de plattegrond doet zien en een deel
van den „Bassecour” in beslag neemt, (de „Bassecour”, daaren
boven, is door de erlangsloopende sloot nog versmald) bij den Tim
merman of liever diens zoon en bijstaander in gebruik. Deze, Pieter
Adamsz., ook Pieter Aemen geheeten zijn vader, Adam Pietersz.,