1 HET BUITENHOF 198 drig is (KI. 7: D 102), Magdalena, getrouwd met Nicasius Hanne- man (zie onder perc. 3) en Maria, getrouwd met Jacob Hailing. Bij den dood van Doublet nu, staan er twee huizen op perc. BCD. Een ervan zal verhuurd zijn geweest. Tot beide is Maria voor Vs gerechtigd. Haar man koopt van de overige erfgenamen de overige vijfdeparten op (het transport is van 18 Sept. 1618; KI 7: D 102) en zoo zijn de twee huizen, met het groote daarbij behoorende erf, weer in één hand vereenigd. Hailing wil verbouwen en verbeteren en op 4 Mei 1618 wordt hem toegezegd, dat hem bij 't ophouden van de gift 1500 pd. zal worden gerestitueerd, zoo bewezen kan worden, dat de bouw- en reparatiekosten tenminste 2000 pd. hebben bedragen (165, 296 v°; mn, rk en advRG 203; vD 108). Maar kort daarop komt Hailing tot de overtuiging, dat hij of zijn erfgenamen veel te weinig zullen ontvangen voor het omvangrijke bezit. Hij be rekent, dat het in totaal 9712 gekost heeft; de onkosten van ver bouwing meegerekend, meer dan 13000. Hij vraagt dus den vrijen eigendom van het goed; dit zal hem of zijn erfgenamen in staat stellen, er den prijs voor te maken, die de vrije markt biedt. Maar de Rentmeester Generaal, in zijn advies, komt hier tegenop. Het zou als precedent te gevaarlijk zijn. Hij adviseert tot een remboursement van 14000. De Rekenkamer, in haar acte van 25 Juni 1619, maakt er 9100 van (166, 45°; mn, rk en advRG 205). „Bassecour” 1619. Toen den trompetter Hans Ghijs in 1598 geweigerd was, op het erf „het Klein Akerland” een huisje te zetten, toen zal hij de rechten, die hij daarop had verkregen, wel niet hebben gehandhaafd. Ik kan echter niet zeggen, wie ze van hem heeft overgenomen. Op 25 Febr. 1619 echter wordt door schepenen van Den Haag de vol gende verklaring van Pieter de Hantschoewercker, Notaris Publycq en Procureur voor den Gerechte van 's-Gravenhage, vastgelegd. Den 2™ Juli 1618 is hem door de Rekenkamer gegund het gebruik en bezit van „het erffken off thuys van oudts genaempt het Cleyn Aeckerlandt, gelegen aan 't Buytenhoff alhier inden Hage, zijn leven lanck geduyrende." Na zijn overlijden zullen alle glintingen, heinin gen, boomen en andere plantagiën zonder compensatie aan de Gra felijkheid vervallen (166, 21). Al in 1597/98 meende men, dat óf Gecommitteerde Raden óf de Prins er wel eens aanspraak op zou den kunnen maken. Nu schijnen er positiever plannen te bestaan. En inderdaad, straks zal, zooals we hieronder zullen zien, Prins Maurits het erf tot een lusthof om laten werken. Op het voetspoor van Ising wordt algemeen aangenomen, dat de „Prinsetuin” al

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1945 | | pagina 214