VAN OMSTREEKS 1550 TOT 1650
201
Id.
A
1628. Weer loopen we vast aan de W.zij van den lateren Prak-
tizijnshoek. Hier mag op aanbeveling van den Prins thans Frede-
rik Hendrik Arent Pietersz. Blom (hij draagt zijn naam met eere.
■want hij is hovenier van Z.E.) het erf bebouwen van den ouden
vervallen muur, genaamd de Jonkersstal. Die stal zou gelegen zijn
„naast het huis van de Grafelijkheid, bewoond door den Brand
meester van den Hove” (perc. 30/31). Waar blijft dan Jacob van
Buren (perc. 28/29)? Nemen wij aan, dat diens huis naast de ge
weldige Turfschuur van de Grafelijkheid zoozeer in het niet valt,
dat het voor plaatsaanduiding verwaarloosd kan worden! (167, 165;
mn 209).
ten) en de werf, waar de aarde van den tuin van Z. Furst. Gen.
den Prins van Oranje geleid en geprepareerd wordt (in 't Westen).
Eewoutsz. zelf zegt: annex 't bruggetje, te weten tusschen het eerste
huis (in 't Zuiden) en Z.V.G.’s nieuw gebouw (in 't Noorden)
(166, 331; mn 207; 166, 341 v°; mn en rk 207).
1627. Drie jaar later heeft de weduwe van haar huis een win
kel gemaakt ten behoeve van haar zoon, die lakenkooper is. In ver
band hiermede krijgt zij 1 Febr. 1627 consent, om een luifel voor
haar gevel te stellen (167, 940 v°; mn, rk en advRG 209).
Ook de weduwe requestreert tezelfdertijd. Daar Eewoutsz's
winkeltje slechts tegen een deel van haar achterhuis aan komt te
staan, blijft nog een deel van de sloot, tot aan de Westbrug, onge
dempt. Dit deel zou ze gaarne „vullen ende aen haere huysinge
appliceren.” Het is 16 voet lang en 8 voet breed. De Rekenkamer
gaat accoord. Maar ze zal daar niet mogen timmeren in dier voege,
dat het gezicht van Eewoutsz. of de lucht van de werf, waar de
aarde van den Prinsentuin geleid en geprepareerd wordt, eenigs-
zins zouden worden gehinderd (uit den aard der zaak door het zet
ten van een „secreet”!). Ook zal ze op haar kosten naast het huis
van Eewoutsz. moeten leggen een riool of goot van steen, waardoor
het water van den Cingel en elders naar de gracht van het Hof kan
worden gevoerd.
Bij het rk behoort een schetsje, dat o.a. een brok van den nieuw-
gebouwden, N.-Z. loopenden muur langs den Prinsentuin doet zien.
Geheel in het Z. is hij doorbroken, klaarblijkelijk voor een poort
(166, 342 v°; mn en rk met bijl. 207).