202
HET BUITENHOF
30/31
1644.
Brandmeester is al sinds 1611 niet meer Jan van Flory,
die toen afstand heeft gedaan, maar zijn kleinzoon Cornells (Com-
van Pieter Amen, Pieter Claesz. Bossy, die
woonhuis gebouwd heeft, krijgt, 17 Sept.
32/35
1631. De opvolger
op de timmerwerf een
1631, een toezegging van 2300 pd., voor het geval de Grafelijkheid
dit huis tot zich zou willen nemen (167, 349 v°; mn en rk met bijl,
(taxatie) 210).
1632. Kort daarop is hij gestorven. De erfgenamen maken aan
spraak op een schuurtje met erf, dat hem zou hebben toebehoord en
dat gelegen is tusschen het huis, door hem getimmerd in den gang,
„daermen naert Groot Akerlant plach te gaen” en het erf van den
Mandemaker van den Hove. Voor deze laatste, zie de noot bij de
paragraaf litt.a O, 1594/1602. Verder heeft de zaak slechts geringe
beteekenis. De erfgenamen krijgen hun schuurtje, maar doen het
subiet aan den opvolger van Pieter Bossy, Jan Cornelisz., over (168,
1; mn 211).
BCD
1636. Het groote huis van Nicolaes Doublet, oorspronkelijk Tim
merhuis van den Hove, dat sinds 1583 in diens handen en in die
van zijn dochter Maria, getr. met Jac. Hailing, geweest is, gaat na
meer dan een halve eeuw in andere handen over. Wanneer perceel
B er van is afgesplitst (heeft dit misschien gedeeltelijk tot den Jon
kerstal behoort?) blijkt uit de geraadpleegde stukken niet. Jacob
Hailing moet in 1635 gestorven zijn: in dat jaar wordt hij als Secre
taris van de Hoofdingelanden van Delfland vervangen (Dolk,
Gesch. v. Delfl., 729) en in 1636 wordt Maria weduwe genoemd.
Op 2 Mei 1636 nu verkoopen de weduwe en haar kinderen huis en
erf aan Burgemeesteren en Regeerders van Alkmaar (vD 108).
Huis E, dat haar man in 1624 heeft aangekocht, blijft nog in han
den van de weduwe over.
E
1646. Maar tien jaar later raakt ze 't, helaas, kwijt. Het wordt
dan aangeslagen en bij onwillig decreet aan Johan Sixti, Burge
meester van 's-Gravenhage, verkocht (vD 106).