r VAN OMSTREEKS 1550 TOT 1650 203 missie van 22 Maart: 498, 264). Onder diens brandmeesterschap krijgen vier bewoners van het Lang Achterom: Andries Jacobsz., Mr. Cornelis Backer, adv.t in den Hove van Holland, Jan Jansz. van Steenwijck en Robbert Sutton een smalle strook toegewezen van het onder de Conciergerie van den Hofbrand ressorteerend erf van de Grafelijkheid, dat zich uitstrekt langs de Beek. Ze is 66 voet. 5 duimen (ca. 22 M.) lang en gemiddeld een voet of 6 (ca. 2 M.) breed; elk krijgt daarvan een stuk naar gelang van de breedte van zijn achtererf. Naast Suttons huis, dat „Prins Robbert” heet (Robbert is Sutton’s voornaam!), bevindt zich een gang met een poort, die het achtererf van de „Conciergerie" met het Achterom in verbin ding brengt. Dit, en de breedtematen van elk der erven, geeft ons gelegenheid, uit te maken, om welke huizen het gaat. Men bekijke den plattegrond. De westelijke begrenzing van het naar het W. uitstekend stukje van perc. 31 zet zich over de Beek voort tot aan het Lang Achterom. W. van die begrenzing bevindt zich het huis van Robbert Sutton. Dan volgt de gang. O. van die begrenzing bevindt zich het huis van van Steenwijk, dan dat van Mr. Backer, op de kaart in tweeën gesplitst, en tenslotte dat van Andries Jacobsz., „de Prinsencaros”, later insgelijks in tweeën gesplitst. Het klopt precies met de maten. Men oordeele. Het huis van Sutton is breed 17 voet, 9 duim, dat van van Steenwijk 13 voet, 7 duim, dat van Mr. Backer 18 voet, 2 duim en dat van Andries Jacobsz. 17 voet. Er kan uit worden geconcludeerd, dat het hofbrandcomplex (Turf schuur plus woning van den Brandmeester, perc. 30/31) niet reikte tot aan de Beek. De heeren zullen de Beek moeten laten ter wijdte van acht voeten ruim en ter weerskanten een steenen muur op moeten trekken, in dier voege, „dat men met een schouw ofte praem, een clouck man recht overeynde daerinne staende, bequa- melycken ende onverhindert daer onderdeur henen sail connen vaeren.” De aan hen toegewezen strook (die in 1646 nog wat wordt verbreed) zal van het erf van de „Conciergerie” worden afgeschei den door een hoogen blinden muur. -Acte van 15 Juli 1644. Een schetsje verduidelijkt het geval. (170, 215/18 en 222; mn, rk met bijl, en advRG 216). 1649. Enkele jaren later komt Adriaen van Been, ivoordraaier, die aan den anderen kant van den gang woont, met eenzelfde ver- zoek. Hij wil „seecker ledigh erfken over de Beeck achter sijn huy- singe aenden thuyn van des Graeflicheits Conchergerie van den Hofbrandt" betimmeren op gelijke raye als de andere buren aan de O.zijde. Zijn erf is aan de achterzijde nog breeder: 21 voet, 10 duim

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1945 | | pagina 219