HET HUIS VAN ALEIDA VAN POELGEEST
212
en die gang was
een kaatsbaan
„De Hofboeken zijn,” zegt Pabon, „de registers, waar
in door ’s Graven ambtenaren werd aangeteekend de
erfhuur of de hofstedehuur van de huizen en landen,
gelegen in Den Haag en Haagambacht." Maar die aan
het Buitenhof, als zijnde Grafelijkheidsgrond, komen er
niet in voor. Wel die aan de Plaats. Deze ging ik dus na.
En al gauw las ik in Hofboek 1512 (blz. 335): „Willem
Willemzoon, snyer, mit dye ganck, dat dye kaetsbaen
plech te wesen, I d.” Meteen was ik thuis! Wouter
Woutersz. had een gang aan de Plaats
één roede (ca. 3 en 3/4 m) breed - voor
volkomen voldoende!
Wat zeiden nu de oudere Hofboeken van dien gang?
Hofboek 1466 (blz. 249): „Berber Proosten, een uuyt-
ganc.” Het was niet veel. Hofboek 1458/90 (blz. 120):
„Barber Proosten (een huis en erf, dat 2 d. doet).
„Een vuytganc dairan, behorende tot den Horen
Aha, dat was meer! Nu op zoek naar „den Horen”.
Maar eerst den gevonden gang gelocaliseerd. Dit bleek
een eenvoudig werk te zijn. In bijlage II van mijn studie
over het Buitenhof had ik de plek van de huizen aan
dezen kant van de Plaats aan de hand van den zoo voor-
treffelijken plattegrond van den Heer ter Meer Derval
al zorgvuldig bepaald. Ik had ze daar ook genummerd.
De gang viel samen met perceel VIII.
Wat nu „den Horen” betreft, dit huis bleek in de
Hoogstraat te liggen. Hofboek 1458/90 (blz. 121):
„Kersgen van der Huyt, den Hoirn, lid. Hoort Katrijn
sijn wedewe hoir leven lang by brieve.” Hofboek 1466
(blz. 149): „Katherijn Kersgens in den Hoorn, II d.
Ook de volgorde van de huizen in de Hoogstraat had
ik in verband met mijn Buitenhofstudie nagegaan. Op
den plattegrond van den Heer ter Meer Derval boven
aan, bij het huis op den hoek van Hoogstraat en Plaats,