HET HUIS VAN ALEIDA VAN POELGEEST 213 i) Eigenaardig, dat deze passus begint met: „(Mijn Heer van Bourgoindie) beginnende en naar beneden toe aftellende, vond ik, bij vergelijking met de Hofboekgegevens, „den Horen" op nr. 6. Het is het huis, dat later „den Olifant" heette. Helaas, het huis van Aleida van Poelgeest kon het niet zijn! Mocht (wat op het eerste gezicht niet waarschijn lijk lijkt, maar je kunt nooit weten...) in den ouden tijd het erf van „den Horen” zoo ver hebben doorge- loopen, dat het van achteren contact had met den gang op nr. VIII van de Plaats, dan nóg zou het niet noodig zijn geweest, de beek te overschrijden, om van dit ach tererf in den gang te komen (men bekijke den platte grond). En juist dit moest, getuige de acte van 11 Maart 1396, Wouter Woutersz. doen. Ik was dus vastgeloopen. Ik nam, mismoedig, het Hof boek maar weer ter hand. En nu viel het mij op, dat bij het volgende, veel grootere, huis (het doet geen 2 maar 4 d.) in het Hofboek 1458/90 (blz. 121) staat aange geven: „Hoirt (Gerijt Proest) ende sijn wijf by coop mit die kaetsbaen after., 19 Mairte anno 74 hoirt Barbara, Proest wijf” i). Niet slechts vond ik hier de kaatsbaan terug en deze, we zagen het, valt samen met den bewusten gang maar ik vond ze ook precies in die handen, waarin ze zich volgens Hofboek 1466 inder daad ook bevinden moést (zie hierboven: „Barber Proos ten, een uuytganc”). Was nu de naam van het buur huis „den Horen»’, het huis van Barber Proosten „mit die kaetsbaen after” heette later „den Eenhoorn”. Later, maar nu? Zou het ook nu niet „den Eenhoorn” gehee- ten hebben? Wat was dan gemakkelijker voor den klerk, die de Hofboeken samenstelde, dan „den Horen” en

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1945 | | pagina 230