1 Maart 1619 verkoopt Jhr. Otto van Zevender, Heere van Kenenburgh1) etc. het aan Jhr. Jacob van Wijn- gaerden, Heere van Benthuysen etc.2), 't Huis is dan ten W. belend aan het huis van de erfgen. van Jasper van Kinschot. De koopsom bedraagt 11100. 't Is belast met een kapitaal van 400. 8 April 1665 verkoopt Jhr. Carel van Wijngaerden, Heer van Benthuijsen, Wijngaerden, Ruybroek en Pale- steyn, Ambachtsheer van Soetermeer en Segwaert aan Bonifacius van Vrijbergen, Ordinaris Gecommitteerde van Zeeland ter vergadering van de Staten Generael der Vereenigde Nederlanden3), een huys en erff, mits gaders schuyr en koetshuys. Belent ten W. Jhr. Diderick Pauw, Heer van Carnisse en ten O. Prins Willem van Nassau, onsterfelijker memorie, voor 18000. Het huis werd reeds door den kooper bewoond. Uit deze belen dingen zien wij dat het daarnaast gelegen huis (No. 14) Jent O. Mr. Cornells Duyst en W. de erfgen. van mr. Hendrik Messing, Advt, voor de somma van 5500. Belast met 160 's jaars te lossen met 800. 49 AAN DEN LANGE VIJVERBERG x) Bovengenoemde Otto van Zevender, zoon van Jhr. Mr. Frederik van Zevender, Raad in den Hove van Holland, Baljuw en Opner-dijkgraaf van Voorne en Elisabeth van Egmont van Kenen burg, huwde in 1607 met Hessel van Brienen. 2) Bovengenoeme van Wijngaarden was Rekenmeester der Do meinen van Holland en in 1621/22 Gezant in Engeland. 3) Mr. Bonifacius van Vrijberghe, Licentiaat in de Rechten, Bur gemeester en Raadt-Pensionaris van Tholen, Gecommitteerde ter Staten van Zeeland, was gehuwd met Elizabeth van der Haer, Alge meen Familieblad 1884 nr. 101, p. 2. In de Groote Kerk hingen wapens van hem en zijn weduwe, beidt i begraven in den Zuijdt ofte Cruys Capel van 't Choor in het Graf der van der Haeren. Hij was 10 Nov. 1690 overleden en 16 November begraven ten zelve dage als zijn dochter Marie van Vrijberge die gestorven was op 8 Nov. Zijn wed. Vrouwe Elisabeth van der Haer stierf 16 Juni 1703. (Kroon p. 145.)

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1945 | | pagina 61