HET BUITENHOF
Iedere tijd beziet de dingen van uit zijn eigen gezichts
hoek. Daardoor komt het, dat, bij de beschrijving van
het Buitenhof, van de rijke bron van gegevens, die, op
het Algemeen Rijks Archief, de Rekenkamerstukken be
vatten, nooit systematisch gebruik is gemaakt. Men in
teresseerde zich niet voor het doen en laten van den
kleinen man, tenzij het tot gevolgtrekkingen aanleiding
gaf over belangrijke zaken. Men hechtte zich aan een
groot gebouw hier en een mooi gebouw daar, maar wat
daartusschenin lag, liet men in 't duister. Anders Me
juffrouw van Diepen en de Heer ter Meer Derval
in hun studies van 1941, maar de bron, die ik aangaf,
hebben ook zij terzijde gelaten. Toch gaat van de des
betreffende stukken een zeer bijzondere bekoring uit.
Ik zal U zeggen, waarom.
Het terrein van het Buitenhof was Grafelijkheidsgrond.
Het had oorspronkelijk aan de Graven van Holland, aan
Keizer Karei, aan Koning Philips behoord en na dezen
aan een anonymiteit, de Provincie, de Hooge Overheid,
iets dat men „de Grafelijkheid” bleef noemen en dat zijn
bezittingen aan de Rekenkamer in beheer had gegeven,
VAN OMSTREEKS 1550 TOT 1650
DOOR
Dr. D. HOEK