HET BUITENHOF 66 een vergunning van de Rekenkamer onderworpen. Bin nenshuis was men min of meer vrij, maar wilde men buitenshuis iets verrichten of wilde men iets doen, dat ook maar in ’t minst in de gevestigde verhoudingen wij ziging bracht, dan moest men daartoe consent aanvragen: voor iederen uitbouw, voor het zetten van een schuurtje of van een keukentje (en dit gebeurde vaak: veel keu kens werden aan den achterkant tegen de huizen gezet), voor het toevoegen van een nieuwe verdieping („vier kant" noemde men die), voor dakverbetering of voor het veranderen van een rieten in een pannen dak, voor het zetten van een hek voor het huis, een „glinting” heette dat meest, waar men erg tuk op was: men annexeerde daarmee een nieuw stuk grond, waar men dan eens een regenbak, dan weer een „secreet”, dan weer een pothuis op zette, voor dit alles moest men zich wenden tot de Rekenkamer. Het was dan zaak, zijn wenschen dui delijk te motiveeren en in die motiveeririgen ligt heel de wereld van het dagelijksche leven voor ons bloot. Jan Guldemondt, Spoormaker van Prins Maurits, heeft in zijn huisje een nieuwe verdieping, een „vierkant” noo- dig. En inderdaad! Suppliants huisgezin zoo drukt hij zich wel héél erg oneigenlijk uit is dagelijks ver meerderende met vele kinderen(ü) Hij is verplicht, een dienstmaagd, een winkelknecht en een jongen of twee te houden, want zijn Ambacht verschaft hem geen knech ten buitenshuis. Het huis is zoo klein, dat het voor al deze lieden slechts ééne slaapgelegenheid biedt: èn de dienstmaagd, èn de knecht, èn de jongens moeten samen met Guldemondts kinderen boven onder een afdak lig gen, zonder dat er gelegenheid is, ze van elkander te scheiden. De Rekenkamer geeft toe. Men zou het bij minder doen! Guldemondt krijgt consent, zijn vierkant te bouwen. Nu is de Spoormakerswoning wel een Gra-

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1945 | | pagina 81