HET BUITENHOF 70 In 1543 verzoekt Jan Aertsz. Lap „dat soude gemaect werden een straetwech van zijn huys responderende op de middelstraet, die jegenwoordelijck wert gemaect." (Jrb. 1902, 364). En in 1596 werd de Cingel van den Hove bestraat (De Riemer I, 179 sub g). betrouwbaarder, wellicht, dan men algemeen aanneemt. Alleen, men geve er zich rekenschap van, dat de indruk van rust, van orde, van netheid, die er uit opstijgt, meer een gevolg van de innerlijke gesteldheid van de ver vaardigers dan van de objectieve werkelijkheid is. Het Buitenhof was dus een rommelig en daardoor hoogst schilderachtig geheel. Trekt ons dat aan, we zouden er niet willen wonen! Geplaveid was het niet. Alleen de rechte banen, die wij er overheen getrokken vinden, zijn/'blijkbaar bestraat geweest1), maar verder vond men er aarde, door paardehoeven omwoeld, met paardevuil bedekt, één moddermassa bij regenweer, één dwarrelende stofboel bij droogte. Ook ander dan paar devuil, koolstronken uit de huishouding, stroo uit de stallen, slierde er rond. De reinigingsdienst was een groot probleem in dien tijd. In tuin of op binnenplaats werden aschputten aangehouden; wij zouden ze mest vaalten noemen; vuil en asch (en het turfvuur gaf veel asch) werd er maandenlang opgezameld, om tenslotte per karrevracht te worden weggevoerd; ook openbare aschkribben waren hier en daar aangebracht; iets van dien aard lag aan den Zuidkant van 't Buitenhof, vóór den Diefsteen, toen deze nog bestond; de daar aanwezige put was bestemd voor mest en afgewerkt stroo uit den buurstal (later de Ruiterwacht), maar de bevolking pro fiteerde ervan, om er ook haar eigen vuilnis te brengen. Men bracht dit overal, waar men met meer of minder fatsoen zijn afvallen kwijt kon. Geen open plek tusschen de huizen, die er veilig voor was. Tot krengen lagen er

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1945 | | pagina 85