86
DE HEER LEYDEN EN DE
GG) Transp. Den Haag, inv.no. 430, f. 533v, 9/4/1636, klapper-
no. 1138. Mesting voor beesten voer om vee te mesten, bijv,
erwten en boonen.
G7) Gem. Arch. Den Haag, inv.no. 628, f. 39, 18/9/1637.
De achternaam luidt afwisselend: van der Kist, van der Kiste of
van der Kisten in de verschillende op hem betrekking hebbende
stukken.
voor beesten te malen 88Kort daarop overleed een der
drie deelnemers. De boel werd gescheiden, waarbij de
molen benoorden Den Haag aan genoemden L. F. van
der Kist toeviel 67De molen stond te zamen met een
huis op een erf van omstreeks een hont lands en wlas
belast met een „huur” van 7 gulden ’s jaars, toekomende
Jhr. George Gleser. Dat men onder deze „huur” een
erfpacht voor de molen- en huiswerf te verstaan had,
zal zoo dadelijk blijken.
L. F. van der Kist of Lambrecht Fasen, zooals hij
zonder achternaam in 1643 teekende, was mr. smid van
beroep. Hij komt reeds in 1632 als zoodanig in een sche
penbrief voor. Zijn schoonvader Henrick Hermanssen
van Leeuwen, in Den Haag overleden in of voor 1643,
was harnasmaker geweest. 'Voorts had hij een zwager
Pieter Pouwelsz., mede mr. harnasmaker van beroep.
Bij dusdanige familiebetrekkingen was de molen bij Van
der Kiste oogenschijnlijk in goede handen. Toch valt te
vermoeden, dat het molenbedrijf niet de vruchten gedra
gen heeft, die Lambert Faassen zich ervan had voorge
spiegeld. Immers omstreeks den overgang van 1643 naar
’44 liep hij, naar het schijnt, met het plan rond den
molen van de hand te doen. De heer George Gle(e)ser,
capitein van de garde van Zijn Hoogheid, die daarvan
de lucht gekregen had, droeg notaris W. Rietraet op aan
Lambert Faesen van der Kiste, smid, als eigenaar en
mr. molenaar van den molen, voorlezing te doen van