DE HEER LEYDEN EN DE
96
°4) Om de documentatie in dit gedeelte niet al te uitgebreid te
maken heb ik de bronnen niet overal vermeld.
°5) Hypoth. Den Haag, inv.no. 489, f. 6v, 9/9/1538, klapperno.
12 en inv.no. 489, f. 35v, 4/6/1539, klapperno. 69.
90) Bijv, kohier tiende penn. Haagambacht, anno 1561, f. 46;
het weitje wordt daar aangeduid als „drie hont lants dair men op
bleyct”. Verg, nog voor het weitje kohier tiende penn. Den Haag,
anno 1561, f. 65 (Jaarb. Die Haghe 1940, bl. 58).
ninklijk Paleis en de Veenwatering stond in de 16de
eeuw langs de straat een rij huizen met erven of tuinen.
Achter die erven lag een tamelijk smalle strook land,
waar achter dan weer de weide van het St. Nicolaas-
gasthuis volgde. Het zuidelijk gedeelte van die tusschen-
strook behoorde omstreeks 1560 aan Jan van Dam
Hugoz., rekenmeester van de Kon. Majt.; hij onderhield
er een boomgaard op. Verder in noordelijke richting,
maar niet geheel tot de Veenwatering toe, was de strook
bij zijn dood in 1544 eigendom van Willem Goud en
later vinden wij dat gedeelte in het bezit van den door
dezen gestelden erfgenaam. Dicht voor de Veenwatering
trof men in 1561 eenige woonhuisjes en een paar andere
gebouwtjes aan, zooals een stal, een hooihuis, een visch-
drooghuis. Bij een paar van die huisjes behoorden bleek
velden, die zich westwaarts tot de weide van het St. Ni-
colaasgasthuis uitstrekten 94Een dier huisjes was in
1538 het gezamenlijk eigendom van Rochus Henriksz.
alias Smout, een vleeschhouwer, en Mathijs Engelsz. 95
De laatste komt later voor als pachter van het weiland
van het St. Nicolaasgasthuis. In 1561 blijkt hij ook in
huur te hebben het weitje toebehoorende tot het sterf
huis van wijlen Willem Goud en dan op naam staande
van Mr. Matheus Vierlinck 96Uit akten van de jaren
1562, 1565 en nog latere komt aan den dag, dat Mathijs
Engelsz. het beroep van bleeker uitoefent. In 1567 kocht