DE HEER LEYDEN EN DE
106
120) R. L. de Haes, Van Haagsche koffiehuizen I Jaarb. Die
Haghe 1906, De Zoete Inval, bl. 461; II Jaarb. Die Haghe 1907,
De Zoete Inval, bl. 212. Zie nog Th. Morren, Jaarb. Die Haghe
1910, bl. 111.
rar) TranSp. Den Haag, inv.no. 434, f. 410v, 19/7/1645, klapper-
no. 1930. De westbelending hierin kan niet op het verkochte ge
deelte slaan, maar wel op het erf in zijn geheel, want het verkochte
was de oostelijke, grootste helft van de strook en westwaarts niet
door Joost Jac. Sijburch, maar door den kooper van de geheele
strook in 1644, nl. Jasper Arentsz. Cleij belend. Verg. Transp. Den
Haag, inv. no. 438, f. 59v, 29/5/1657, klapperno. 883, waarin men
echter 19/7/1645 in plaats van 1635 leze; als noordbelending is niet
de weg, maar de eigenaar van terrein aan de overzijde van den
weg opgegeven. Bij den verkoop van grond bij den Mallemolen in
1860 blijkt die weg te behooren aan de zuid ervan liggende per-
ceelen.
houden. Vooreerst versterken zij’ mijn betoog aangaande
het late ontstaan van De Zoete Inval en ten tweede
verschaffen zij aan de beoefenaars van de plaatselijke
Haagsche geschiedenis een allicht welkome aanvulling
op het weinige, dat de schrijver over de Haagsche
koffiehuizen omtrent deze buitengelegenheid te berde
wist te brengen120).
Van de 4 strooken, die, tezamen uitmakende de
3 hont, in 1644 en 1647 als onbehuisde erven verkocht
werden, lijkt mij vooral de tweede van het zuiden af
van belang te zijn bij het ontstaan van de Zoete Inval
en wel omdat verschillende opvolgende eigenaars ervan
iets met de dranknering hadden uit te staan. Noch met
het noordelijkste erf, dat reeds in 1645 door een dwars-
scheiding in tweeën gesplitst werd121), noch met het
van het noorden af tweede grondstuk is dat het geval.
Dit laatstgenoemde perceel behoorde sinds minstens
1657 aan een juffr. Sinapius, vermoedelijk aanvankelijk
de weduwe van Dr. Cornelius Sinapius, later stellig haar