TOPOGRAFIE VAN DEN HAAG
107
dochter Josina Sinapius 122De universeele erfgenaam
van deze Josina verkocht het in 1698 123Het aller
zuidelijkste en verreweg het grootste erf was nog in
1697 een tuin of boomgaard zonder woning 124en in
dien toestand moet het nog jaren daarna gebleven zijn
getuige de kaart van Cruquius van 1712. Het terrein
tusschen het erf van juffr. Sinapius en den boomgaard
daarentegen kan al vrij spoedig na 1644 aan namen van
personen gekoppeld worden, die zich met het slijten van
sterken drank bezig hielden.
De procureur en notaris J. (of J. P.) Timmers ver
leende op 10/5/1644 zijn bemiddeling bij den verkoop
van de twee noordelijkste strooken 425Blijkbaar trok
het bezit van een dergelijk erf aldaar hem zoo aan, dat
hij nog ten zelven dage de derde strook van het noorden
af, toen nog woningloos evenals de andere, voor zich
zelf kocht126). Tusschen 1644 en 1651 moet hij er een
huis op hebben laten zetten, want in laatstgenoemd jaar
verkocht hij het erf met een huis erop aan de kinderen
en erfgenamen van wijlen Claas Engelsz. van der
Linde127). Drie jaar later deden die erfgenamen huis
en erf weder van de hand aan Jan Roelantsz. van
122) Cornelia van den Berch (Berge), weduwe van Dr. Cornelius
Sinapius (hij reeds overleden 1642); in haar testament (Notarieel
Den Haag, inv.no. 424, f. 372, 17/4/1668), dat zij onderteekent met
Cornelia Sinapius, worden een zoon en drie dochters, waaronder
Josina, genoemd. Deze woonde in 1674 aan de zuidzijde van de
Prinsegracht (Haagsche Kohieren 1674, Jaarb. Die Haghe 1914/15,
bl. 97).
123) Transp. Den Haag, inv.no. 450, f. 372, 16/10/1698, klapper-
no. 1182.
124Zie verder op in den tekst.
125j Notar. Den Haag, inv.no. 157, f. 362 en 362v„ 10/5/1644.
12B) Notar. Den Haag, inv.no. 157, f. 362v, 10/5/1644.
127) Transp. Den Haag, inv.no. 436, f. 521, 1/11/1651, klapper-
no. 127.