DE HEER LEYDEN EN DE
118
155) Arch. Delfland no. 1952, 5/4/1524 ,,na tscryuen Hofs van
Hollant" of 5/4/1525 gewone jaarstijl.
lse) DI I 2, bl. 761, bijlage C.
hoewel daar twee heerwegen gelegen zijn, te weten de
„haghewech” en de ,,Rijnwech”met drie ,,lyetwegen ofte
buyrwegen” strekkende uit den Hageweg tot den Rijn
weg, zoo zal niemand voortaan met wagens en paarden
over eens anders zaai- of geestlanden rijden op een
boete van 3 pond holl. 155De Rijnweg is dus, wat zijn
aard en zijn belangrijkheid betreft, de gelijke van den
Haagweg, een heerweg. We hebben ons dus af te
vragen, wat het bestuur van Delfland omstreeks het jaar
1500 onder dezen term verstond. Een antwoord hierop
verschaft bijv, een zinsnede uit een sententie van het
Hof van Holland van 1/3/1463 (1464), aangehaald bij
De Riemer156). De rentmeester van Noordholland Jan
van Assendelft had een draaiboom doen leggen voor
den Potenweg in Den Haag, tegen welke maatregel de
hoogheemraden in het geweer gekomen waren, aan
voerende dat de genoemde weg een heerweg was, ,,dair
nyemende geen jurisdictie over en heeft noch nye gehad
en heeft dan die voirn. hiemraiden en scout en scepenen
van den Hage als slyck- en croosthiemraden van den
voirs. Hogen Hiemraidt”. Daarmee is aangegeven, wat
Delfland in dien tijd onder een heerweg verstond: een
weg, waarover het beheer, zoo ten aanzien van onder
houd en schouw als van keurbevoegdheid, uitsluitend
in handen van het Hoogheemraadschap berustte. Vraagt
men nu verder, waarom Delfland en het zelfde geldt
ten aanzien van overeenkomstige en verwante colleges
het toezicht over bepaalde wegen meer in het bizon-
der aan zich behield, dan luidt het antwoord, dat de
bedoelde wegen in het algemeen zulke waren, die van