DE HEER LEYDEN EN DE
126
week voor die van heerweg, wanneer zoo’n weg door
verkeersomstandigheden van algemeener beteekenis
werd170). Daarentegen is de betiteling Rijnweg wel
eenige malen in de 16de eeuw aangetroffen voor den
weg, die van het eind van den Denneweg naar het
oosten strekte. Gewoonlijk verschijnt hij onder de alge
meener aanduiding van heerweg, terwijl het in elk geval
opvalt, dat de benamingen buurweg, leiweg e.d. nooit
met hem verbonden zijn, ook dit alles voorzoover mijn
ervaringen reiken.
Het heeft er daarom allen schijn van, dat de opvatting
van Pabon, die den Rijnweg bij zijn overgang van het
west- naar het oostambacht zijn koers onveranderd langs
de zuidzij van de vallei van Segbroek laat vervolgen,
juist moet zijn. Want de voortzetting van den Rijnweg
na zijn binnentreden in het oostambacht kan men zich
alleen denken of langs de route door den heer Leyden
of langs het tracé door den heer Pabon aangewezen. Ik
zal thans aantoonen, dat de laatste het bij het juiste eind
gehad heeft, doch alleen voor zoover men zich beperkt
tot den Rijnweg bewesten den Scheveningschen weg.
Pabons opvatting steunt op de kaart van Floris
Balthasar van 1611. Daarop ziet men een weg loopen
langs den zuidrand van den Segbroekpolder en zich zoo
goed als in een rechte lijn voortzetten tot aan het duin
pad van Den Haag naar Scheveningen. Even voordat
hij dit pad bereikt, snijdt hij de Beek rechthoekig. Jam-
170) Ik wil echter niet onvermeld laten, dat men den zelfden weg,
dien men op een kaart van de laatste jaren der 16de eeuw nog als
Rijnweg betiteld ziet (A.R.A. Kaartboek L van de abdij van
Rijnsburg a° 15961598, kaart no. 50) op een 40 jaar jongere
kaart onder de benaming lijtwech aangeduid vindt (A.R.A. Kaart
boek van de abdij van Rijnsburg a° 1635, kaart no. 25). Het be
treft hier het gedeelte van den Rijnweg bij de Orberlaan.