TOPOGRAFIE VAN DEN HAAG
133
170Notar. arch. Den Haag, inv.no. 325, f. 325, 24/11/1665.
zelden in Inzonderheden af, die de situatie zonder een
toelichtende schets of kaart duidelijk of begrijpelijk
doen worden. Duinpartijen brengen in dat opzicht haar
eigen moeilijkheden mee, omdat natuurlijke of kunst
matige grenzen er meestal in ontbreken. Maar in de
bovenstaande gevallen geloof ik met behulp van de
Beek of banwatering en den Rijnweg de zuidgrens in
het eene en de noordgrens in de andere akte juist
bepaald te hebben.
Van doorslaand gewicht in deze kwestie over den
loop van den Rijnweg lijken mij ten slotte een nota-
rieele akte van 1665 en in aansluiting daaraan een stuk
van de Rekenkamer. De inhoud van de eerste komt op
het volgende neer179). De bruikers van de woning,
die „westwaerts aen naest t’huys te Sorchvliet" gelegen
is en met het geest- en teelland (zuid van de Beek)
voor en tot onder de heining van Zorgvliet paalt, terwijl
het weiland noord van de Beek ligt, verklaren ten ver
zoeke van de eigenaars, dat zij op 24 November 1665
gezien hebben, hoe een landmeter ,,voor vant wage-
spoor ofte rijnwecht aff, leggende zuytwaerts voor
Sorchvliet voornoempt” tot aan het duin of de duinsloot
metingen verricht heeft over hun geest-, teel- en weiland
en door arbeiders palen heeft laten slaan en greppels
heeft doen steken, zijnde die aard- en grasroering „een
beginsel zoo zy seyden omme mette rijnwecht ter voors.
rooij(n)inge voort te vaeren”. Daar de requiranten
„wijders” niet getuigden en het notarieel archief over
deze aangelegenheid verder het zwijgen doet, zoo ik
het wel heb, zou uit de aldus afgelegde verklaring
weinig meer te halen zijn dan dat het wagenspoor, zuid
waarts voor Zorgvliet liggende (wat ik meen te mogen