TOPOGRAFIE VAN DEN HAAG 143 1561, f. 67, Arch. Staten v. Holland vóór 1572, A.R.A. 192) Kohier v/d tienden penning Eikenduinen van komen. De aanliggende binnenduinen en geestgronden waren geslecht en afgezand en naast de vaart was een goed gebaande verkeersweg komen te liggen. Voor het doorgaand verkeer van 's Gravenzande, Monster en Loosduinen naar de hofstad had daarmee de Rijnweg in elk geval zijn algemeene beteekenis verloren. Daarbij dient men in aanmerking te nemen, dat de Rijnweg nooit anders dan een duinspoor gebleven is. Weliswaar liep dit gedeeltelijk over vrij effen en tamelijk vasten bodem, nl. daar, waar de binnenduinen met hei bewas sen waren, maar op andere plaatsen was de bodem veel losser en heuvelachtiger van natuur. Mededinging met den vlakken verkeersweg langs de Loosduinsche vaart was uitgesloten. Nog daargelaten dat het moeilijk valt de verhouding in beteekenis tusschen Haagweg en Rijn weg voor de middeleeuwen te bepalen, zal men er m.i. goed aan doen het belang van den Rijnweg voor het doorgaand verkeer sedert het overbrengen van den ze tel der graven naar Den Haag niet te overschatten. Ten aanzien van de wederzijdsche verhouding van Rijnweg en Hageweg in den ouden tijd veroorloof ik mij nog de volgende opmerking. In 1561 vond ik den heerweg van Den Haag naar Loosduinen aangeduid als den Kerkweg 192Er is sprake van het gebied van de Noord- of Kleine Meent, waarvan de landerijen strek ken „vuyt den zuyden, als van den Eyckenduynse heer- wech diemen noemt den kerckwech tot de hooge geest landen genaemt die dingen noortwaerts op” en wel van de Westerbeek in het oosten tot het scheid van Monster en Eikenduinerambacht in het westen. De zoo gebruikte benaming „kerkweg” moet men niet verwarren met die

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1947 | | pagina 160