DE HEER LEYDEN EN DE 144 van „kerklaan” noch met die van „kerkpad" in die streek. Met de eerste van die beide had men op het oog de weg of laan, die van den heerweg naar het noorden strekte en die de kapel of kerk op eenigen afstand links had liggen, terwijl het „kerkpad” een ter hoogte van de kapel of kerk loopend buurpad was, dat evenwijdig aan den heerweg en loodrecht op de „kerklaan” lag. De Kerklaan komt dan ook alleen als west- of als oostgrens van perceelen land, het Kerkpad daarentegen als noord- (of als zuid-) grens voor. De betiteling van den Hageweg als „kerkweg” doet de vraag rijzen, of die weg eerst tot stand gekomen is of althans de beteekenis van een hoofdweg verkregen heeft na de stichting van de kapel van Eikenduinen. Herinnert men zich dan bovendien, dat het klooster van Loosduinen omstreeks 1230 onder graaf Floris IV het aanzijn kreeg en dat de kapel van Eikenduinen en het kasteel in Den Haag uit den tijd van diens zoon Willem II, den Roomsch-Koning, dagteekenen, dan is er grond voor de onderstelling, dat de Haagweg eerst tegen het midden van de 13de eeuw beteekenis als hoofdweg kreeg. In dien gedachtengang zou het dan de Rijnweg geweest moeten zijn, die vóór dien tijd als hoofdader van het verkeer van het Westland naar het oosten dien de. Bij gebrek aan vaste gegevens blijft dit alles niet meer dan een gissing. Als vaststaande mag men, dunkt mij, verder wel aan nemen, dat de Rijnweg sedert de 17de eeuw voor door gaand verkeer in het geheel niet meer in aanmerking kwam. Voor de bewoners van den Segbroekpolder bleef hij uit den aard der zaak een zekere, zij het ook beperkte beteekenis behouden. De keur van het hoogheemraad schap van Delfland van 1525 stelde reeds in het licht, hoe de eigenaars en pachters van hofsteden in Segbroek

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1947 | | pagina 161