TOPOGRAFIE VAN DEN HAAG
147
195) Arch. Delfland, inv.no. 2329/55
196) Arch. Delfland, inv.no. 2336.
en inv.no. 4121.
dossiers van Delflands archief 195Die stukken hande
len over afzandingen bij de hoeve Kranenburg en het
Rijnslag of Rijnspoor wordt er herhaaldelijk in genoemd.
Met den inhoud van die stukken lijkt mij een schets
kaartje verband te houden, dat in een ander dossier van
het zelfde archief schuilt 196In elk geval kan het er bij
dienst doen.
De bedoelde stukken in no. 2329 betreffen een „dis
puut”, dat in de jaren 1739 en 1740 tusschen eenige
landeigenaars in Segbroek gevoerd werd. In den nazo
mer van 1739 wendden Willem Bentinck, heer van Roon,
en Pieter Bout, beide grondbezitters in den polder van
Segbroek, de eerste aan de oostzij, de ander west van
Kranenburg, zich in een rekest tot dijkgraaf en hoog
heemraden van Delfland. Zij vestigden daarin de aan
dacht van dat bestuur er op, dat door het vergraven en
afzanden van zekere tot de hofstede Kranenburg behoo-
rende klingen door wijlen den heer Roelof Eelbo, sedert
voortgezet door zijn weduwe, het water in den polder
van Segbroek en daarmee ook van de Beek weggezakt
was; voorts dat „door de voors. vergraving en afzan-
ding reets ontnomen is een publique weg in de duinen
van ouds genaemt den Rijnslag, en het althans zoo verre
gekomen is, dat het schijnt ook de meining te zijn om te
graven door een ander publique weg, loopende langs de
woningen van de vertoonders en andere, tot digt aan de
voors. beeck, waardoor het water van de zelve verder
onttrocken zal worden, zodanig dat apparent geheel zal
verdrogen, en ook daardoor belet worden de passage
van de voors. en andere woningen na den Haagh of
Loosduinen als door een zeer grooten omweg, gelijk