VERSLAG OVER DE LOTGEVALLEN DER 6 Bezuidenhout en de schade op verschillende andere plaatsen aangericht. Niet dat ik dat niet heel erg vind en al degenen diep beklaag, die daardoor op eenigerlei wijze getroffen werden. Maar ik ben er vast van over tuigd, dat men dit alles weder uit het puin zal zien her rijzen en ziedaar een groote troost dat men dan iets beters en schooners voor den dag zal brengen dan er is verloren gegaan. Wij zullen het er wel over eens zijn, dat dat zeker wenschelijk is en volstrekt niet onmo gelijk. Maar dat is niet het geval bij een zeer belangrijk stukje stad: het Korte Voorhout. Hier was ongetwijfeld eveneens reeds zeer gezondigd. Als wij het aan ’s Gra- venhage gewijde gedicht van den 17de eeuwer Van der Does naslaan, dan vinden wij hoe hij bij het binnenko men van Den Haag, komende van Leiden, bewonderend moet stilstaan. Op beide hoeken toch van de straat, die zich vóór hem open deed, zag hij: „Twee huizen staen niet min in kunst en in cieraat „en buyten twijfel wordt dat hier een volle straet... „Int midden gaet men door de nieuw geplante linden.” Het linksche huis, dat de griffier van Fred. Hendrik, Buysero had laten bouwen door den bekenden Pieter Post, bouwmeester o.a. van het Mauritshuis, is in het midden van de 19de eeuw door Prins Frederik geheel van een nieuwen gevel voorzien; later werd het ver bouwd en uitgebreid door de Eerste Nederlandsche: slechts één vertrek was er nog, dat aan den ouden bouw meester herinnerde. Het rechtsche huis, van den Raads heer in het Hof van Holland Johan Goes, ook door Post gébouwd is tot in het begin van de 20ste eeuw vrijwel ongeschonden gebleven, toen werd het afgebroken en door den opzichtigen gevel van den Princesseschouwburg

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1947 | | pagina 16