TOPOGRAFIE VAN DEN HAAG
11
199Tijdschrift K.N.A.G. 2/LIII, 1936, bl. 383.
nische opzichter van Delfland in 1777 den Rijnweg voor
Kranenburg betitelde, met het beginpunt van den huidi-
gen Scheveningschen Weg secundair ontstaan is of al
thans van zijweg tot hoofdweg ontwikkeld zal zijn na
afsluiting van den ouden Rijnweg aan zijn oostelijk uit
einde, acht ik op grond van de in dit betoog verstrekte
feitelijke gegevens wel aanvaardbaar en nauwelijks voor
weerlegging vatbaar.
Na aldus het spoor van den Rijnweg van het westen
uit gevolgd te hebben tot aan den Scheveningschen weg
en na het daar kwijt te zijn geraakt, maar teruggevon
den te hebben vlak ten oosten van den Denneweg
(Mallemolen) rest er nog een naderen blik te werpen
op het terrein tusschen den Scheveningschen weg en
den Raamweg ten einde na te gaan, of er in dat gebied
overblijfselen te ontdekken vallen van een slag of pad,
dat de ontbrekende schakel tusschen de beide met den
naam Rijnweg bestempelde heerwegen vermag te vor
men. Het is daartoe gewenscht de indeeling van het
bedoelde terrein in de oudste tijden, die daaromtrent
inlichtingen aan de hand doen, in oogenschouw te
nemen. Die oudste tijden reiken helaas niet verder terug
dan de 16de eeuw.
Maar alvorens daartoe over te gaan wil ik eerst
afhandelen met de opmerking van den heer Leyden
omtrent de voortzetting van den Rijnweg oost van den
Scheveningschen weg 199Hij acht dan zooals boven
reeds nader ter sprake gebracht is een verloop over
Houtrust, de voormalige hofstede van Meerdervoort
en de Schuddegeest en verder langs den Wassenaar-
schen weg voor waarschijnlijker dan over Zorgvliet en
den Waalsdorperweg, waar de heer Pabon zijn vervolg