TOPOGRAFIE VAN DEN HAAG 161 het broek- of veenland te betrekken öf nooit in over weging genomen is öf wel heel spoedig op niets uit- geloopen moet zijn. Mijn veronderstelling is namelijk, dat men naar een anderen watervoorraad dan dien uit het veengebied omgezien heeft, en wel één die zoo gelegen was, dat het water naar het hofgebied kon vloeien. Ik neem nu aan, dat men op het terrein van Schuddegeest een watervang van voldoend vermogen heeft meenen te kunnen vinden en dat er toen een waterloop van dit terrein naar het slot gegraven is, waarin men dan het oudste gedeelte van de Beek te zien heeft. Jammer genoeg is ons de oude bodemgesteld heid van Schuddegeest niet in voldoende bizonderheden bekend, want het terrein is al vroeg ontgonnen. Maar wat we er van weten, maakt het waarschijnlijk of meer dan dat, dat het geest of binnenduin was in den trant van de oost en west ervan gelegen binnenduinen. Maar die zandgrond van Schuddegeest miste een kenmerk, dat aan veel andere strooken binnenduin eigen was: hij was van de zeeduinen niet (of niet meer) door een vallei afgescheiden. Ten westen van het Galgduin liep het dal van Segbroek dood tegen het duinpad van Scheveningen. Van het oosten uit eindigde een tweetal valleien tegen het complex geestgronden ten noord oosten van Schuddegeest, nl. de vlakten van de Kas- en de Zijlwatering. Dit gemis van een lage vlakte tusschen den Scheveningschen weg en den Raamweg en de onmiddellijke nabijheid van de veel hoogere zeeduinen kunnen er oorzaak van geweest zijn, dat het waterpeil in den zandgrond op Schuddegeest er gunstig door beïnvloed werd. Het is voorts niet uitgesloten, dat een bizondere ge steldheid van den ondergrond, bijv, door aanwezigheid van humusrijke lagen, het grondwater een hooger peil

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1947 | | pagina 178