TOPOGRAFIE VAN DEN HAAG
169
12
sta, moge blijken uit hetgeen de Redactie-Commissie van
het Tijdschrift K.N.A.G. in de in het voorwoord van
deze bijdrage vermelde noot opmerkt. Men leest daar:
„Leyden’s methode van het afleiden van wetten of regels
uit slechts enkele voorbeelden, het gebruiken van enkele
aanwijzingen als bewijzen voor van te voren opgestelde
dogma’s en de overgroote waarde, die hij hecht aan de
namen, zijn evenwel vreemd aan de Nederlandsch geo
grafische methodiek”. In deze opmerkingen van zoo vol
komen bevoegde zijde zie ik tot mijn geruststelling mijn
oordeel aangaande de methoden van den heer Leyden,
die ik mij ter wille van de goede zaak gedwongen zag te
gispen, geheel bevestigd.