's GRAVENHAGE IN 1814
178
geloof ik dit inderdaad; het herstel behoefde niet geheel
bij de fundamenten te beginnen, het kon min of meer
aan de oppervlakte blijven. Toch is stellig ook een
factor van belang, dien men niet uit het oog mag ver
liezen, dat in de toen nog zooveel minder gecompli
ceerde maatschappij, met minder, zij het soms wel zeer
wijdloopige schrifturen het archief van een stadsbestuur
geen zuiver en volledig beeld geeft van alles wat in zoo
een vroeg 19e eeuwsche stad geschiedt. En de krant
geeft voor dit gemis geringe vergoeding. Deze geeft
slechts betrekkelijk weinig berichten over plaatselijke
zaken en dan nog voornamelijk over feesten en andere
gebeurtenissen ten Hove, Andere gegevens zijn niet
aanwezig nu toevallig geen uitvoerige memoires uit het
jaar 1814 bewaard zijn gebleven. Die van Gysbrecht
Karei geven over Haagsche zaken geen inlichtingen.
Op verzoek van den als Maire fungeerenden Adjunct-
Maire Faber van Riemsdijk hadden drie der vóór 1795
zittende regenten, nl. J. Slicher, W. ’t Hoen en A. Bach
man als Provisioneele Raad, later meer juist Provisioneel
Bestuur genoemd, de regeering over 's Gravenhage aan
vaard. Hun daden tusschen 17 November 1813, toen
zij hun werkzaamheden aanvingen en 1 Januari 1814
toen een Provisioneele Raad, ditmaal terecht zoo ge
noemd, een college van achttien vooraanstaande Hage
naars, grootendeels eveneens uit de vroegere regenten
gekozen, hun werd terzijde gesteld, staan in het ge
noemde Gedenkboek uitvoerig geboekstaafd. Wat hun
opbouwende en door de bijzondere omstandigheden
vereischte bemoeiingen gedurende het kalenderjaar 1814
waren, zal hieronder verhaald worden.
De eerste zorgen der centrale regeering gingen, zoo-
als bekend is, uit naar een herstel der financiën en het