's GRAVENHAGE IN 1814 181 en trad een „aannemer van 1814 was de zaak verpacht der geallieerde troepen” op. Nog in December moest, zooals reeds vermeld, van stadswege een groote partij ammunitie, die ten behoeve van de Engelsche militairen aan het Scheveningsche strand werd uitgeladen, met wagens naar Delft worden vervoerd. Half Januari werden voor een militair trans port acht boerenwagens ieder met twee paarden gevor derd bij de pinktrekkers te Scheveningen, terwijl eenige weken later twee rijtuigen werden geëischt voor het overbrengen van papieren naar Breda, waar toen het Hoofdkwartier van den Pruisischen generaal von Bülow was gevestigd. Maar ook nadat de vreemde troepen Den Haag al weer lang verlaten hadden, werden nog vele requisities geëischt. Voor het in Breda gevestigde magazijn werd, nog in Januari, een aanzienlijke vorde ring van haver gedaan. Het geheele district moest 150 lasten leveren, voor Den Haag was daarvan het aandeel 20 lasten en 12 mudden. Het bleek, dat in de stad bij verre na geen wagens genoeg waren om dit alles te vervoeren. Wel was op 20 Januari bepaald, dat alle wagens in Den Haag „ten allen tijde in gereedheid moeten zijn om op de eerste requisitie ten dienste van het Gemeentebestuur te kunnen worden gesteld”, maar toch was het noodig in Rijswijk, Voorburg, Leidschen- dam en Wassenaar wagens te vorderen, wat begrijpe lijkerwijze met allerlei moeilijkheden gepaard ging. Reeds op 25 Januari werd een nieuwe, groote requi sitie gedaan. „Óf de bevolking ooit aan zoo’n dwang had bloot gestaan gedurende het Fransche Bestuur valt te betwijfelen” zegt Koolemans Beynen in het reeds meermalen genoemde Gedenkboek. Deze vordering betrof voor het geheele district meel, zout, 108 ankers jenever, 100.000 ponden spek, evenveel ponden beschuit.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1947 | | pagina 198